Jonge generaties zullen
zich waarschijnlijk niet bewust zijn van
het bestaan van een Nederlandse informatie-industrie vóór de introductie van
consumenteninternet in 1994. De aanloop naar de commerciële en publieke begin
van de digitale informatie van de Nederlandse industrie is gestart in 1967 en
13 jaar later in 1980 ging de Nederlands informatie-industrie commercieel en
publiek met databases, videotexdiensten en teletekst informatiediensten,
geproduceerd door bestaande en nieuwe bedrijven en overheidsinstellingen.

De consumentenelektronicabeurs Firato was het draaipunt voor bedrijven en staatsinstellingen om serieus over elektronische diensten na te denken of achter te gaan lopen. Dus in 1979 besloot de NOS om te beginnen met het experimenteren met de tekst-televisiedienst Teletekst. Ook de PTT begon videotex serieus te nemen met het opzetten van een aparte afdeling.
Ook de Nederlandse uitgever VNU zette een videotex adviesdienst TVS (Toegepaste Viewdata Systemen) op. Elsevier was al commercieel bezig en Kluwer was druk met de voorbereiding van de Juridische Databank. Dus twee staatsbedrijven en drie particuliere bedrijven stonden in de startblokken om met publieke of commerciële digitale informatiediensten geld te gaan verdienen.
De aanloop naar
1980
De digitalisering
van het publiceren van informatie begon met de automatisering van zetwerk en de
opslag op magnetische tapes. In Nederland werd het proces bedacht door Excerpta
Medica en haar zusterbedrijf Infonet. Wetenschappelijke uitgeverij Excerpta Medica
begon met fotozetwerk evenals offline en online distributie, resp. magneetbanden
en online via diensten als Dialog sinds 1974. De expertise van Infonet werd
gebruikt door de redactie en het productieteam van de Grote Spectrum
Encyclopedie (GSE) en aanvankelijk voor het nationale bibliotheek systeem.
In 1975 bezocht
het management team van Kluwer juridische uitgevers zoals Westlaw in de VS en
begon te praten over het opzetten van een Nederlandse juridische database. In
1977 was Kluwer Rechtswetenschap zover dat databanken opgebouwd werden en de
eerste met demo’s ermee gegeven.
In 1976 werd het
Britse videotexsysteeem aan kabelaars en
telco’s getoond voor de introductie in Nederland. Ook het Nederlandse
staatsbedrijf der PTT toonde interesse.
Een jaar later begon de Nederlandse publieke omroep NOS met de variant van videotex,
nl. teletekst, de tekst-televisiedienst, te bestuderen.

De consumentenelektronicabeurs Firato was het draaipunt voor bedrijven en staatsinstellingen om serieus over elektronische diensten na te denken of achter te gaan lopen. Dus in 1979 besloot de NOS om te beginnen met het experimenteren met de tekst-televisiedienst Teletekst. Ook de PTT begon videotex serieus te nemen met het opzetten van een aparte afdeling.
Ook de Nederlandse uitgever VNU zette een videotex adviesdienst TVS (Toegepaste Viewdata Systemen) op. Elsevier was al commercieel bezig en Kluwer was druk met de voorbereiding van de Juridische Databank. Dus twee staatsbedrijven en drie particuliere bedrijven stonden in de startblokken om met publieke of commerciële digitale informatiediensten geld te gaan verdienen.
Race voor
digitale informatie
Het jaar 1980
begon met het nodige lawaai. VNU startte een media-laboratorium onder de naam
VNU Database Publishing International. Het werd opgericht om de digitale
mogelijkheden onderzoeken voor bedrijfsinformatie. Op 1 april 1980 werden drie digitale
informatiediensten gelanceerd. De publieke omroep systeem begon de tekst-televisie
dienst Teletekst, (dit tot groot chagrijn van de krantenwereld). Op dezelfde
dag lanceerde Kluwer Rechtswetenschap
haar Juridische Databank commercieel. Op dezelfde dag lanceerde het blad
Distrifood haar videotex informatiedienst.
Op 7 augustus
1980 lanceerde de Nederlandse PTT met de videotexdienst Viditel met VNU als één
van de grootste informatie-aanbieders, nl. Jobdata, Teletips en Distrifood. In
hetzelfde jaar kocht Elsevier het Amerikaanse Congres Information Service (CIS)
voor 43 miljoen gulden; het uitgeversbedrijf
zag de dienst als een springplank voor een vergelijkbare dienst van de
Europese Economische Gemeenschap (EEG).
Het was duidelijk
dat de race voor digitale informatie was begonnen. Elsevier was ver vooruit met
ervaring in de online databankwereld wereldwijd en specifiek in de Verenigde
Staten, maar moest ook de nederlaag van Europe Data, de Europese evenknie van CIS, erkennen in 1987. Kluwer was de juridische dienst begonnen als een nieuw
distributiekanaal voor de juridische informatie die zij in eigendom had. VNU DPI
was opgezet als een media-laboratorium om haar weg in het bedrijfsleven te
vinden, maar dat mislukte, omdat het bedrijf geen eigen content bezat en echt
beleid ontbrak. De twee staatsbedrijven begonnen met de Teletekst en Viditel
diensten met publiek geld. Alle drie bedrijven, daarentegen, waren gericht op het
groeidoel van 30 procent van de omzet uit digitale diensten en producten in het
jaar 2000.
Digitalisering
kader van de internationalisering
De race voor
digitale informatie werd niet alleen beperkt tot het Nederlandse grondgebied.
Alle drie uitgeverijen kregen ook expliciet een internationaliseringsbeleid.
Elsevier was al internationaal gegaan met zijn wetenschappelijke divisie.
Kluwer begon rond te kijken in de wetenschappelijke en professionele sectoren.
VNU begon zijn reis van Haarlem naar Harlem in het bedrijfsleven met het kopen
van de Amerikaanse dienst Disclosure en het starten van VNU Business
Publications in Londen (UK).
Terugkijkend na
35 jaar, kunnen we concluderen dat Elsevier en Kluwer in de digitale
informatie-industrie internationaal niches hebben gevonden. Elsevier is groot in
wetenschappelijke informatie met diensten zoals LexisNexis, Science Direct en
Scopus. Kluwer heeft zich gespecialiseerd in wet- en regelgeving, accountancy
en de gezondheidszorg. VNU bestaat
sinds januari 2007 niet meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten