maandag 24 april 2017

Het wonderlijke leven van Chriet Titulaer

Op 73-jarige leeftijd is Chriet Titulaer overleden. Hij werkte als ruimtevaart deskundige, promotor van hi-tech, visionair, televisiepresentator en multiple mediaal publicist. Van 1969 tot in de jaren negentig was hij actief.


Chriet Titulaer schoot als een raket de huiskamer in bij de landing van Apollo 1 op de maann in 1969. Samen met Henk Terlingen presenteerde hij als ruimtevaartexpert de maanlanding en maanwandeling vanuit Hilversum live. De originele banden met de uitzending van de maanlanding zijn helaas gewist door de NOS, maar het archief bij Beeld en Geluid heeft nog een kopie van de televisieregistratie, beschikbaar gesteld door een particulier.

Daarna ontwikkelde Chriet Titulaer zich tot wetenschapspublicist. In 1978 begon Teleac met de uitzending van de cursus Microprocessors, onder leiding van Chriet Titulaer. Het was een absoluut succes, want er schreven meer dan 12.400 deelnemers op in. En in 1979 kwam er een vervolg.

Vanaf 1980 profileerde hij zich als promotor van de nieuwe media. In zijn boek Toekomst Beeld (zie omslag) behandelde hij het toenmalige scala aan elektronische media: video, kabeltelevisie, satelliettelevisie, huiscomputer, Viditel en Teletekst. Voor de TROS het televisieprogramma de Wondere Wereld. 




Maquette van het Huis van de Toekomst 

Vanaf 1989 was het Huis van de Toekomst in Rosmalen, naar een idee van Chriet Titulaer, open. Het was de eerste publieke domotica promotie in Nederland. Het trok meer dan 300.000 bezoekers in het eerste jaar. En het blad Telematica, Blad voor Nieuwe Media wist in december 1989 te melden dat er een bestelling was voor twee Huizen van de Toekomst in Portugal. Het Huis van Toekomst wordt in 1995 gesloten na 3,2 mln. bezoekers. Over het Huis van Toekomst verscheen ook een boek. Behalve een Huis van de Toekomst heeft hij ook gewerkt aan het Kantoor van de Toekomst. Zijn idee om in de jaren vijftig een opvolger van het Huis van de Toekomst te bouwen in Houten vond geen doorgang.






Chriet Titulaer werd zonder meer herkend aan zijn hese stem en zijn Limburgs accent. Na zijn televisieoptreden in 1969 kreeg hij het advies om mediatraining te nemen. Gelukkig heeft hij dat niet gedaan en bleef zijn stemgeluid direct herkenbaar, maar was hij wel doelwit was voor menige stemimitator. Maar aan zelfspot ontbrak het hem ook niet, zoals duidelijk is op de reclame van PTT Telecom (ill. links). Zo is er een filmpje  van de 1 aprilgrap, waarin hij gezeten op een fiets, met een minitelterminal (telefoon met online beeldscherm), clownesk de hoek om komt fietsen en een telefoontje aanneemt (ill. rechts)

Als promotor was hij nieuwsgierig en zeer actief. Hij geloofde heilig in het slagen van de eerste publieke online informatiedienst Viditel en werkte hiervoor veel samen met PTT Telecom.  En in 1986 zette hij een 2D houten maanraket tegen de Domtoren zetten om zijn ruimtevaartbeurs te promoten.





Behalve de promotie van hi-tech, probeerde Titulaer ook de consequenties van de nieuwe media en uitvindingen te doorgronden. Met het Huis van de Toekomst, dat aanvankelijk begon met 100 noviteiten en na een jaar 170 noviteiten kon claimen, toonde hij de integratie van deze noviteiten in de huiskamer van de toekomst, inclusief twee beeldtelfoons à 200.000 gulden per stuk, maar ook grijs water voor toiletspoeling en het thuiskantoor met telecomfaciliteiten ter vermijding van de autofiles.

In de jaren negentig ging zijn gezondheid achteruit, werd zijn zaak verkocht en verdween hij uit het publieke leven. In april 2017 kwam er een einde aan zijn wonderlijke leven.

Artikelen Huis van de Toekomst




















donderdag 20 april 2017

ARPAnet: voorloper van Internet: echt niet of toch?

Naar aanleiding van het overlijden van Robert Taylor, nog een de discussie over ARPAnet als zgn. voorloper van internet.

Al vele jaren circuleert het verhaal dat internet in 1969 werd uitgevonden door het Amerikaanse ministerie van Defensie binnen het Pentagon-project ARPANET. Het internetnetwerk zou zijn ontworpen om een nucleaire aanval te overleven. Dit verhaal ontstond voornamelijk door Robert Cringely, pseudoniem van de Amerikaanse journalist Mark Stephens, die in 1992 met het ARPANET-verhaal kwam in een boek met de omvangrijke titel Accidental Empires – how the boys of Silicon Valley make their millions, battle foreign competition, and still can’t get a date. Het verhaal kwam nog eens terug in twee tv-series die naar aanleiding van dit boek zijn gemaakt: Triumph of the Nerds en Nerds 2.0.1: A Brief History of the internet.

Het Pentagon-verhaal berust dus op onjuistheden, maar is niettemin uitgegroeid tot een mythe, ook nog ondanks de ontkenning van mensen die de ontwerpers van internet zouden moeten zijn. Zo stelt de onlangs overleden Bob Taylor, destijds directeur van het ARPA’s Information Processing Techniques Office (IPTO): “Numerous untruths have been disseminated about events surrounding the origins of the ARPANET. Here are some facts. The creation of the ARPANET was not motivated by considerations of war. The ARPANET was not an internet. An internet is a connection between two or more computer networks” (http://www.invisiblerevolution.net/taylor-2003-interviews-video/taylor-main.html). 

Wat is dan de oorsprong van internet? Er dienen zich vijf mogelijkheden aan: 
– Packet switching; 
– TCP/IP protocol;
– Telecom activiteiten sinds 1960;
– Toepassingen in plaats van protocollen;
– Activiteiten van het Xerox Palo Alto laboratoria, inclusief Ethernet. 

Packet switching 
De ARPANET-claim op de oorsprong van internet rust op het geloof dat de eerste 'packet switching'-uitwisseling in 1969 plaatsvond binnen het ARPANET-project. Professor Leonard Kleinrock, die daar bij was betrokken, heeft toen opgemerkt dat zijn team met deze uitwisseling een nieuwe methode van globale communicatie had ontwikkeld. Maar deze gebeurtenis in 1969 was niet de eerste 'packet switching'-uitwisseling, maar een seriële schakeling via het oude telefoonsysteem. Bovendien was er geen sprake van het overbruggen van een afstand en van een netwerk van netwerken. 'Packet switching' was in 1968 ontwikkeld en getest in Groot-Brittannië in het National Physical Laboratory door Donald W. Davies, samen met de Fransman Louis Pouzin en Peter Kirstein. De laatste sloot zich in 1969 aan bij het ARPANET-project. 

TCP/IP protocol 
Bij elk verhaal over de oorsprong van internet valt de term TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol), een reeks netwerkprotocollen. TCP/IP werd in de jaren zeventig ontwikkeld door onder andere Vinton Cerf en Bob Kahn met het doel problemen op te lossen tussen de computers van ARPANET. In 1975 was er TCP/IP-code geschreven en werd het eerste prototype getest op ARPANET, terwijl ook een Ethernet-versie werd uitgeprobeerd in Xerox Parc, het laboratorium van Xerox. In 1983 werd TCP/IP officieel toegevoegd aan ARPANET. Onduidelijk blijft bij dit alles of in 1975 de eerste TCP/IP-connectie tot stand kwam tussen ongelijksoortige netwerken. 

Telecombedrijven 
Het ontstaan van internet wordt ook wel toegeschreven aan telecombedrijven. Al in 1962 deed AT&T Belll Labs experimenten met digitale transmissie, let wel zeven jaar voor de vermeende geboortedatum van internet. Uiteindelijk begon AT&T Bell Labs aan de ontwikkeling van Unix als programmeertaal. In 1977 had AT&T Bell Labs UUCP (Unix-to-Unix Copy) klaar, dat met Unix werd gedistribueerd. UUCP was een suite van programma’s, die uitvoering van Unix-commando’s op afstand mogelijk maakte en zo verzending van bestanden en e-mail kon regelen. Met het ontwikkelen van Unix en UUCP hebben de telecombedrijven een grotere rol gespeeld in het ontstaan van internet dan doorgaans aan hen wordt toegeschreven. 

Toepassingen ipv protocollen 
Een vierde theorie over het ontstaan van internet houdt het op de ontwikkeling van applicaties zoals email, databases en browsers als Gopher, WAIS en het World Wide Web. Ook online-diensten als Compuserve en Dialcom, en Bulletin Board Systems als Fidonet hebben bijgedragen aan het ontstaan van internet. Deze diensten wilden vrijelijk e-mail kunnen uitwisselen met nieuwsgroepen als BITnet en Usenet. TCP/IP was hiervoor geschikt en maakte van email een 'killer application'. In 1992 won TCP/IP de concurrentie van het toen ook in gebruik zijnde OSI X.25-protocol, op basis van kosten en eenvoud. 

Activiteiten Xerox Parc 
De vijfde theorie komt van de persoon die het ARPANET-project geleid heeft, Bob Taylor. Hij gelooft dat het eerste internet ontstaan is in Xerox Parc, het Palo Alto Research Center van Xerox. In 1974 begon men daar met de ontwikkeling van de internetarchitectuur PUP (PARC Universal Protocol). In 1975 draaide PUP op meerdere machines en netwerken, terwijl TCP/IP nog slechts een ontwerp was voor 'byte stream protocols'. Medewerkers van het PUP-project hielpen met hun ervaring de TCP-werkgroep, met name om de 'IP packet'-laag toe te voegen.

Kortom, er zijn een vijftal claims op het vaderschap van internet, maar aan elke claim schort wel wat. Duidelijk is in elk geval wel dat het niet alleen Amerikaanse researchprojecten en bedrijven waren die internet ontwikkelden. Groot-Brittannië heeft een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van het 'packet switching'-netwerk, maar de regering van Labour-premier Wilson wilde haar computer- en telecomkennis niet delen met VS om zo concurrentievoordeel te behalen. Uiteindelijk kozen sommige wetenschappers ervoor om mee te gaan werken aan het ARPA-project.

Het ontstaan van internet moet dus eerder bekeken worden vanuit een generiek tijdsbeeld, en niet als een geschiedenis van datatransport en protocollen, waarvan packet switching en TCP/IP de hoofdbestanddelen uitmaakten. De echte drijfveer van het ARPA-project bestond eruit te kunnen communiceren met ongelijksoortige netwerken tussen verschillende groepen zoals defensie, universiteiten, academische netwerken en de industrie, en verder ook met e-mailbedrijven zoals Dialcom en Westinghouse.

Met name tussen defensie, onderzoeksinstituten, universiteiten en industrie ontstonden verbindingen en steeds vaker ongelijksoortige. Zo kwamen er vanaf 1971 koppelingen met UCLA, MIT, Stanford en Harvard tot stand en in 1973 werd het netwerk uitgebreid naar Europa, via Atlantische lijnen naar het Britse University College London en het Noorse Koninklijke Rader Instituut. In de jaren zeventig werd elektronische post geïntroduceerd en het File Transfer Protocol (FTP), een standaardmethode om bestanden via internet te versturen. En verder ook telnet, een protocol om in te loggen vanaf een computer met een domme terminal.

De jaren tachtig brachten TCP/IP en domeinnamen. In 1985 werden de eerste domeinextensies uitgegeven. Op 15 maart 1985 werd namens Symbolics, een computerbedrijf uit Cambridge (Massechusetts) voor het eerst een .com domein geregistreerd (in 1997 waren het er al meer dan een miljoen). Bovendien werden doorkoppelingen gerealiseerd op internationale academische netwerken zoal EUnet (European UNIX Network) en het Britse JANET (Joint Academic Network) evenals het Japanse UNIX Network. En naarmate er meer academische koppelingen bijkwamen, werd er een gescheiden militair netwerk ontwikkeld voor militaire intelligentie.

In 1986 vond een belangrijke ontwikkeling plaats. Tot nu toe was er steeds actie ondernomen onder de vlag van ARPANET. Maar in dat jaar begon de Amerikaanse National Science Foundation (NSF) met de ontwikkeling van een eigen netwerk. Dat gebeurde door de supercomputers van vijf universiteiten aan elkaar te koppelen met een ‘backbone’-snelheid van 56Kbps. Op dit netwerk konden andere universiteiten aankoppelen om zo te komen tot gedistribueerde dataverwerking en gebruik van faciliteiten. De start van het NSF-netwerk gaf een stimulans aan de groei van het academische internet. Van 1984 tot 1988 nam het aantal hostcomputers toe van 1000 tot meer dan 60.000 stuks. De capaciteit van de’backbone’ steeg in die periode tot 1.544 Kbps. Bovendien werden er meer internationale koppelingen gemaakt naar bijvoorbeeld Australië, Nieuw Zeeland, IJsland, Israël, India en Brazilië. Het was toen al duidelijk dat internet niet langer alleen in academische kringen zou blijven functioneren, maar ook gebruikt zou gaan worden in de commerciële wereld. Vanaf 1989 werd het NSF-net zelfstandig en begon internet langzaam door te dringen tot de buitenwereld.


=============
Bovenstaande tekst is een tekstfragment uit het boek Toen digitale media nog nieuw waren – Pre-internet in de polder (1967-1997) geschreven door Jak Boumans en verkrijgbaar voor 17,50 euro)

maandag 17 april 2017

Alweer een internetpionier overleden?


Afgelopen donderdag, op 13 april 2017 overleed op 85 jarige leeftijd computerwetenschapper Robert Taylor. Hij was betrokken bij een aantal cruciale ontwikkelingen in netwerken en interface-oplossingen. In een necrologie in de New York Times wordt hij ‘architect van de moderne wereld’ genoemd. Taylor, in 1932 geboren in Dallas, was al sinds zijn studie Experimentele Psychologie gefascineerd door de relatie tussen mens en computer. 
 
In 1964, toen hij in dienst was van NASA, droeg hij bij aan de ontwikkeling van de computermuis. Hij zag potentieel in het werk van Douglas Engelbart, die bij het Stanford Research Institute (SRI) de interactie tussen computers en mensen onderzocht. Het geld,  dat Taylor voor dat onderzoek regelde, leidde direct tot de ontwikkeling van de muis.

Vanaf 1966 was hij werkzaam voor het Amerikaanse ministerie van Defensie. Onder zijn leiding ontstond de organisatie ARPA, Advanced Research Projects Agency. Daar kreeg hij te maken met veel projecten Toen hij werkte aan drie projecten die op verschillende plekken in de VS plaatsvonden, klaagde hij erover dat hij voor elk project een aparte computer - geen PC, maar een mainframe of mini-computer - nodig had. Met ARPA begon hij te werken aan het realiseren van het computernetwerk  ARPAnet.
  
Uit onvrede over de oorlog in Vietnam nam hij ontslag bij het Pentagon en ging hij werken voor Xerox PARC (Palo Alto Research Center Incorporated). Daar droeg hij bij aan de ontwikkeling van de Alto-computer, genoemd naar de plaats Palo Alto. De Alto-computer was een vroeg prototype van een bureaucomputer, die geen kamer in beslag nam. 
 
Ontmythologiseren 
Als men bovenstaande, korte levensbeschrijving en andere necrologieën leest, waarom worden aan Robert Taylor dan grote titels toegedicht als: één van de vaders van internet, internetpionier, internetgrondlegger en nog grootser: architect van de moderne wereld?

Succes kent vele vaders en is meestal gebaseerd op een mythe. Zo ook met ARPAnet en Internet. Al vele jaren circuleert de mythe dat internet in 1969 werd uitgevonden door het Amerikaanse ministerie van Defensie binnen het Pentagon-project ARPAnet. Het internet netwerk zou zijn ontworpen om een nucleaire aanval te overleven. Dit verhaal ontstond voornamelijk door Robert Cringely, pseudoniem van de Amerikaanse journalist Mark Stephens, die in 1992 met het ARPAnet-verhaal kwam in een boek met de omvangrijke titel Accidental Empires – how the boys of Silicon Valley make their millions, battle foreign competition, and still can’t get a date. Het verhaal kwam nog eens terug in twee tv-series die naar aanleiding van dit boek zijn gemaakt: Triumph of the Nerds en Nerds 2.0.1: A Brief History of the internet. 

Zelf ontmythologiseerde Robert Taylor in 2003 de ARPAnet/Internet hype: “Numerous untruths have been disseminated about events surrounding the origins of the ARPAnet. Here are some facts. The creation of the ARPAnet was not motivated by considerations of war. The ARPAnet was not an internet. An internet is a connection between two or more computer networks” (http://www.invisiblerevolution.net/taylor-2003-interviews-video/taylor-main.html). 

Sterker nog, Robert Taylor geloofde, dat het eerste internet ontstaan is in het Research Center van Xerox. In 1974 begon men daar met de ontwikkeling van de internetarchitectuur PUP (PARC Universal Protocol). In 1975 draaide PUP op meerdere machines en netwerken, terwijl TCP/IP nog slechts een ontwerp was voor 'byte stream protocols'. Medewerkers van het PUP-project hielpen met hun ervaring de TCP-werkgroep, met name om de 'IP packet'-laag toe te voegen. 

Internetpionier? 
Maar was Robert Taylor nu echt een architect van de moderne wereld, omdat hij aan het PC-prototype van de Alto heeft meegewerkt? En was hij een internetpionier, omdat hij meewerkte aan packet switching tussen computers of met het PUP-protocol? Robert Taylor was een begaafd manager, die technische ontwikkelingen goed doorzag. Hij had bovendien het geluk om op de juiste tijd en op de juiste plaats te zijn.

maandag 3 april 2017

Teletekst: de dinosauriër van de nieuwe media

Op 1 april is de teletekstdienst van RTL, RTL Tekst, verdwenen van het televisiescherm. Eerder haalde de VTR in Vlaanderen de teletekstdienst al van het televisiescherm. En in 2009 en 2012 was dat ook al gebeurd met de Britse teletekstdiensten van zowel ITV als de BBC. Boosdoener is in alle gevallen het internet, dat van teletekst de dinosauriër van de nieuwe media maakt. Maar haalt NOS Teletekst haar 40 jaar jubileum?

Lees verder in het inct.archief van de digitale geschiedenis