dinsdag 27 augustus 2013

Nachtuitzending over De Digitale Stad

Nachtradio is interessant. Recentelijk was er een uitzending over CD-i en vandaag was er een uitzending van de EO over de Digitale Stad. De burgemeester van De Digitale Stad (DDS), Marleen Stikker was aanwezig en luisteraars konden inbellen en vertellen over hun ervaringen met internet. Een directe aanleiding voor de het onderwerp was er niet, maar dat was er ook niet voor de uitzending over CD-i, de interactieve CD met spelletjes, films, encyclopedieën, opera's, gekoppeld aan de televisie, een uitvinding van Philips. DDS viert pas in januari 2014 haar lancering van 20 jaar geleden. Maar elke uitzending over DDS is goed, want dan blijft DDS in het collectieve geheugen hangen als de poort naar internet voor consumenten.

De twee-uur durende uitzending bevatte geen verrassingen noch van de interviewer, geinterviewden of inbellers. Verrassend was wel de uitzending begon met internet en eindigde met internet. Met geen woord werd gesproken over pre-internet;  alsof er voor 1993 geen online diensten zoals ASCII diensten, videotex, Bulletin Board Systems en berichtendiensten waren. De conclusie blijft duidelijk: er waren twee verschillende werelden. En die waren er natuurlijk ook. De internetters kwamen uit de academische wereld en de andere onliners zaten in de zakelijke dienstverlening, waren consumenten of computer amateurs. Voor degenen die de uitzending gemist hebben is hier een korte samenvatting van het project De Digitale Stad uit mijn boek Toen digitale media nog nieuw waren - Pre-internet in de polder (1967-1997). Uiteraard is de hele uitzending te beluisteren via Uitzending Gemist.

Hoewel XS4ALL vanaf 1 mei 1993 abonnementen op internet aan consumenten aanbood, maakte Nederland pas echt kennis met het nieuwe fenomeen vanaf januari 1994. Op de 15de van die maand werd in het zaterdag nieuws De Digitale Stad aangekondigd via een interview met Fred de Graaf en Marleen Stikker. Op maandag 17 januari opende DDS haar poorten, een project van het politiek-cultureel centrum De Balie en xs4all, naar het voorbeeld van de Free-Nets in Noord-Amerika. Aanleiding waren de gemeenteraadsverkiezingen in het voorjaar van 1994. Behalve via de plaatselijke televisie-, radio- en gedrukte media, zou via DDS een publieksdebat plaatsvinden. De metafoor van een virtuele stad werd gekozen om het karakter van het publieke domein van DDS te benadrukken. Na eerst tekstuele informatie- en communicatiediensten aangeboden te hebben, werd op 15 oktober 1994 overgegaan naar een grafische interface op het World Wide Web.
 
 
 
De organisatie kreeg geld van de gemeente Amsterdam voor het opzetten van een site. Om het debat in forums aan te wakkeren was er natuurlijk publieke belangstelling nodig. En die kreeg DDS op radio en televisie en in de schrijvende pers. Marleen Stikker werd de virtuele burgemeester van DDS en stond de media te woord. En aan de poorten stonden duizenden potentiële internetters van buiten Amsterdam te dringen om via een inbelverbinding toegang te krijgen tot DDS. Na zes weken telde het project al meer dan tienduizend geregistreerde gebruikers. Niet alleen internetaanbieder XS4ALL was verrast door de belangstelling, maar ook lijnenboer PTT Telecom.

Na het project moest DDS zich als stichting inschrijven bij de Kamer van Koophandel om haar diensten te kunnen blijven aanbieden. Maar het laatste bleek moeilijker te zijn dan gedacht, want er verschenen commerciële kapers op de kust. Desondanks is DDS tot 2000 een stichting gebleven; in dat jaar werd besloten over te stappen naar de rechtsvorm van een besloten vennootschap. Hoewel DDS eigenlijk een politieke discussieplaats wilde zijn, toonde het aan dat er in Nederland bij particulieren grote behoefte bestond aan toegang tot internet. DDS werd in 2000 via een management buy-out van het faillissement gered, maar als ISP was ze een kleine, onbelangrijke speler op de markt geworden.

maandag 19 augustus 2013

Nachtuitzending over CD-interactive van Philips

Nachtradio is interessant. Ik werd vannacht wakker toen de aankondiging werd gedaan dat er over Cd-i gepraat zou gaan worden. Een directe aanleiding voor de het onderwerp zoals een jubileum over dag van lancering was er niet. Er zou twee uur gepraat worden over CD-i, de interactieve CD met spelletjes, films, encyclopedieën, opera's, gekoppeld aan de televisie; een uitvinding van Philips. De uitzending was niet onaardig. Voor wie de uitzending gemist heeft, hierbij een samenvatting over CD-i uit mijn boek Toen digitale media nog nieuw waren - Pre-internet in de polder (1967-1997). Uiteraard is de uitzending te beluisteren via Uitzending Gemist.

Toen CD-ROM in 1985 voet aan de grond begon te krijgen, liet Philips als fabrikant van consumentenelektronica  al blijken een formaat te wensen dat in combinatie met de televisie afgespeeld kon worden. Het bedrijf lanceerde al vroeg de ‘compact disc interactive’ (CD-i), een formaat dat amusement zoals films, spellen en documentaires kon brengen.

Philips beschouwde de CD-ROM als een professioneel medium, terwijl CD-i specifiek voor de huiskamer bedoeld was. Bij de CD-ROM zat je achter de computer en bij de CD-i zat je vóór de televisie. CD-i moest o.a. de voorbespeelde videobanden gaan vervangen.

In 1991 kon Jan Timmer de CD-i in een New Yorkse disco lanceren. Het bedrijf stond alleen in het CD-i-avontuur, want andere elektronicafabrikanten van consumentenproducten hadden er geen belangstelling voor. Bill Gates van Microsoft bedierf op voorhand al het feestje door te stellen dat de CD-i geen enkele kans had op de Amerikaanse markt. Voor de verandering kreeg Gates gelijk. De CD-i werd in 1992 in Nederland gelanceerd.

 CD-i producenten
– CODIM, maker van o.a. Secrets of Tatjana (1993);
– Eaglevision, maker van de Kabouter van Rien Poortvliet;
– Explainer Interactive maker van de gesponsorde CD-i Futuropolis
– Lost Boys, maker van o.a. Het huis met een verhaal, over het Achterhuis van Anne Frank;
– NOB Interactive;  
– SPC Vision, maker van o.a. Philips Media Interactieve Encyclopedie (1996);
– Wigant Interactive Media, maken van Corrossion voor Elsevier Science;
– Valkieser, maker van o.a.  Captain Cook;
– Zoutewelle Multimedia, maker van de Wereldcup Voetbal USA ’94.

De ontwikkeling van titels voor CD-i
Philips begreep al snel dat het bedrijf niet alleen van de verkoop van CD-i-hardware kon leven. Het bedrijf zette een eigen uitgeverij op voor de ontwikkeling en distributie van titels, die in nauw overleg
zou gaan werken met ontwikkelaars en andere uitgevers. De nieuw opgezette uitgeverij Philips Media volgde een zigzagkoers ten aanzien van de titelontwikkeling van CD-i. Er kwam geen duidelijke positionering van het medium in de consumentenmarkt.

Het aanbod liep van eenvoudige kinderpuzzels tot spellen voor volwassenen, van educatieve titels tot encyclopedieën en van geïllustreerde audio-platen tot films. In feite probeerde Philips alle consumentensegmenten te bedienen met de CD-i. Daardoor moest het bedrijf niet alleen concurreren met de fabrikanten van spelcomputers maar ook met de producenten van multimedia CD-ROM’s. Vanaf 1992 kreeg Philips een tijdelijke voorsprong met cd-video, een videofaciliteit toegevoegd aan CD-i. Twee video CD-i’s waren op dat moment genoeg voor de opslag van een complete film.


Maar de filmwereld was nog niet toe aan deze distributievorm, vanwege de kwaliteit van de resolutie en meer nog over de onzekerheid van een solide beveiliging tegen kopiëren. Wel werden CD-I-schijfjes geproduceerd met videoclips zoals Pavarotti & Friends. In het professionele segment kon de CD-i een plaats innemen. Elsevier Science bracht een anatomische atlas uit, maar publiceerde voor de zekerheid dezelfde titel ook op cd-rom. Politieambtenaren werden getraind met Politiebevoegdheden, een serie van vijf CD-i’s geproduceerd door Circon. Schiphol en Shell kozen het format om functionarissen te trainen in veiligheidsregels. Het leermiddelenbedrijf VEKA liet een toepassing produceren, waarmee rijschoolleerlingen zich konden voorbereiden op verkeerssituaties tijdens het rij-examen. Ook voorlichters maakten gebruik van CD-i. Het Tilburgse ziekenhuis presenteerde zich via een CD-i aan de patiënten. De gemeente Nijmegen lanceerde een CD-i met publieksvoorlichting. De mogelijkheden die werden geboden op het gebied van bewegende beelden en interactiviteit maakten dat de CD-i in het opleidingssegment nog lang is gebruikt, tot ver na het einde van de CD-i op de consumentenmarkt.

CD-i had een voorbeeld van Neerlands succesvolle innovatie moeten worden, een product dat in feite geen negatieve publiciteit duldde. Philips maakt twee klassieke fouten die vaker voorkwamen en voorkomen bij nieuwe media: de pers mocht er niet negatief over schrijven en er werd gesjoemeld met de verkoopcijfers (net als de PTT ooit deed bij Viditel). Zo was Philips niet gelukkig met een onderzoek uit 1992. Het onderzoeksbureau Research voor Beleid hield, samen met het adviesbureau Electronic Media Reporting, een rondvraag onder de producenten van audiovisuele producties met de vraag of CD-i snel zou aanslaan. Een meerderheid van de producenten was er niet van overtuigd dat CD-i in de consumentenmarkt zou slagen en als het wel gebeurde dan zou dit pas na 1995 zijn. Wel geloofden de producenten in de mogelijkheden voor zakelijke toepassingen. Het Financieele Dagblad publiceerde op 2 september 1992 een artikel over het rapport onder de kop Wie zit er te wachten op cd Interactive? Philips was er niet blij mee.
 
In 1994 organiseerde Philips Het Nationaal CD-i-Festival en Congres in Rotterdam. Om meer positieve publiciteit te verwerven werden sprekers als Hans Breukhoven van de Free Record Shop en Willem van Kooten van muziekuitgeverij Red Bullet gevraagd. Van Kooten was kritisch over de toekomst van CD-i, maar zag als CD-i-producent het medium wel zitten als één van zijn inkomstenbronnen of kassa’s, zoals hij dat noemde. Maar het venijn zat in de staart van het congres met de presentatie van Michiel Frackers. In zijn boek Op zoek naar de heilige graal (Vassaluci, 2001) vertelt Michiel Frackers over zijn presentatie. Samen met Frans Straver had hij voor Communicatiewetenschap van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam een scriptie geschreven over succes- en faalfactoren in nieuwe media. Door Philips was hij gevraagd om voor de lunch nog een speech van 10 minuten te houden. ‘Tegen een felblauwe achtergrond toonde ik onze dia waarop CD-i werd samengeperst door de pc aan de bovenkant van de markt, en de spelcomputers zoals Sega en Nintendo aan de onderkant van de markt. Ik had nog nooit voor honderden mensen een presentatie gehouden. Ik wist dus ook niet of de totale stilte die volgde toen ik van het podium liep, normaal was.’ Dat was die dus niet. Philips wilde niet de waarheid uit de mond van studenten horen en verwijderde Frackers en Straver van de congresvloer.

In 1995, het jaar van de veronderstelde doorbraak, probeerde een groep producenten CD-i met een reclamecampagne in de markt te zetten. De impuls kwam via de Interactieve Encyclopedie (geen Nederlands origineel van de Winkler Prins of Uitgeverij Het Spectrum, maar een uit het Duits vertaalde en bewerkte encyclopedie) waardoor het laatste half jaar van 1996 nog zo’n 40.000 spelers werden verkocht. De eindstand van CD-i spelers in Nederland kwam daarmee rond 160.000 exemplaren uit. Wereldwijd werden net iets meer dan 1 miljoen CD-i-spelers verkocht.

Het begin van het einde voor CD-i werd in januari 1995 ingeluid met een artikel in het blad Management Team: Philips invents for who?; CD-i: ook het derde paradepaardje struikelt van de hand van Ton Smit en Erica Verdegaal. De auteurs constateerden dat de markt voor CD-ROM elf keer groter was dan die van CD-i. Bovendien werd de cdi-branche gedomineerd door één leverancier: Philips. Het artikel raakte een open zenuw bij de ondernemer. In 1996 werd binnen Philips een plan besproken voor de ‘global strategy for multimedia’, waarin CD-i een plaats had. Het plan werd afgeschoten. Philips wijzigde haar koers als contentproducent enals fabrikant van CD-i-apparatuur; het verliet het contentveld en legde zich toe op apparatuur.  Cor Boonstra, de toenmalige president-directeur en opvolger van Jan Timmer, verklaarde eind 1996 dat CD-i was mislukt. In een interview met NRC Handelsblad zei hij: ‘Ik denk dat onze drive om in deze hype van multimedia een belangrijke rol te spelen ertoe heeft geleid, dat we allemaal hebben gekeken hoe we snel een positie konden verwerven.’ In feite had Philips volgens Boonstra nooit de rol van uitgever mogen kiezen met het doel CD-i-spelers te verkopen.