vrijdag 12 augustus 2011

IBM PC vandaag 30 jaar

De IBM PC  bestaat vandaag 30 jaar. Op 12 augustus 1981 werd in het Waldorf Astoria  hotel in New York de eerste pc van IBM, de 5150 voor het eerst gepresenteerd. De PC betekende een standaardisatie in de PC wereld, qua vormgeving en besturingssysteem. In het boek Toen digitale media nog nieuw waren – Pre-internet in de polder 1967-1997 wordt de PC ontwikkeling beschreven.

Nadat in 1975 het tijdschrift Popular Mechanics de eerste zelfbouwcomputer Altair 8800 had beschreven, maakte de microcomputer een snelle evolutie door. In 1976 introduceerden Steve Jobs en Steve Wozniak de Apple i-pc; de verkoop van de eerste Apple-II computers begon op 5 juni 1977. En in 1977 introduceerde Commodore de PET met 4 of 8 kilobytes intern geheugen.

Er heerste grote verwarring op de markt, want men sprak over een microcomputer, homecomputer, en personal computer, maar ook over een spelcomputer. Het basisontwerp van de microcomputer bestond uiteindelijk uit een centrale verwerkingseenheid met een moederbord aan boord, een beeldscherm en een compact toetsenbord.

Een eerste standaardisatie kwam tot stand in 1981 toen IBM de personal computer IBM 5150, met het besturingssysteem MS-DOS van Microsoft, op de markt bracht.  IBM had er redelijk succes mee. Er werden 250.00 exemplaren wereldwijd verkocht in het eerste jaar na de lancering.
Niettemin bleek de IBM 5150 meer een kantoorapparaat. En dat liet ruimte op de markt voor homecomputers. De huiscomputer begon in 1981 zijn zegetocht met merken als Apple, Exidy, Atari

en Tandy. Van de zakcomputer zx80 van Clive Sinclair, die 400 gulden (180 euro) kostte, werden in 1981 al zo’n 3.500 exemplaren verkocht in Nederland. In 1982 kwam de Commodore 64 op de

markt en dat bleek een zeer succesvol product. IBM zag de markt voor homecomputers groeien en lanceerde in 1983 een IBM pc-jr in de VS, maar haalde deze na een succesvolle kerstverkoop toch

weer van de markt. In 1985 lanceerde Philips samen met een paar Japanse bedrijven de MSX-computer met een kleurenbeeldscherm.

Uiteindelijk won de personal computer het van de homecomputer. De personal computer veroverde uiteindelijk een vaste plek in het professionele en het thuissegment, terwijl de spelcomputer, voorzien van zeer snelle chips, in het thuissegment furore maakte.

De PC’s waren aanvankelijk niet te verplaatsen. Dat er wel behoefte zou zijn aan een draagbare computer, was al eerder bedacht. Reeds in 1968 was Alan Kay op Xerox Parc bezig geweest met het Dynabook, een draagbare microcomputer die eveneens als elektronisch boek gebruikt kon worden.

Na de lancering van de microcomputer in 1977 duurde het nog een paar jaar voordat er een draagbare versie op de markt kwam. Draagbaar was overigens een relatief begrip. Zo kon de Osborne met 10 kilo beter een sjouwcomputer genoemd worden. De Osborne werd in gewicht nog met 2 kilo overtroffen door de KayPro, die een metalen behuizing meekreeg. Die eerste portables bezaten overigens al wel net zoveel rekenkracht als de mainframes die in 1969 de Amerikaanse astronaut Niels Armstrong naar de maan hadden gebracht.

De auteur met een PC, genaamd Superbrain, die werkte onder het besturingssysteem CP/M (1981).

zondag 7 augustus 2011

Radio interview

Vanmorgen was het interview met mij in het radioprogramma O.V.T. (Onvoltooid Verleden Tijd). In de rubriek Nieuws werd aandacht geschonken aan het onderwerp Viditel. Op donderdag 7 augustus 1980 werd Viditel gelanceerd als de eerste commerciële online dienst in Nederland.



zaterdag 6 augustus 2011

Webbrowser 20 jaar

Op 6 augustus 1991 lanceerde Tim Berners-Lee van het Europese onderzoekscentrum CERN in Zwitserland de webbrowser. Daarmee was het World Wide Web geboren. In het boek Toen digitale media nog nieuw waren – Pre-internet in de polder 1967-1997 wordt de  webbrowser ontwikkeling beschreven.

Via het ARPA-netwerk en geassocieerde netwerken zoals bit-net waren tot 1988 alleen berichten en bestanden over het netwerk verstuurd. Het netwerk functioneerde als een soort buizenpost, met verschillende soorten post (e-mail berichten, fi le transfer, usenet). Er waren weliswaar openbare bestanden beschikbaar om te raadplegen, maar die waren moeilijk te vinden.

De Next computer waarmee de eerste webpagina's gemaakt werden.

Om het probleem van vindbaarheid weg te nemen begon men in Europa en de VS gericht te zoeken naar oplossingen. In Europa zette Tim Berners-Lee, als onderzoeker verbonden aan het Europese Laboratorium voor deeltjesonderzoek CERN (Centre Européen pour la Récherche Nucléaire) in Génève in 1989 het eerste voorstel voor een nieuw soort software op papier. Centraal in het voorstel stond het begrip hypertext, een methode ontwikkeld door de Britse wetenschapper Ted Nelson om stukken tekstuele informatie aan elkaar te koppelen in plaats van informatie lineair of hiërarchisch via boomstructuren te ordenen. Berners-Lee breidde in feite hypertext uit tot hyperlink. Daardoor kwam ook multimedia binnen bereik, van tekst alleen naar tekst, beeld en geluid. Zijn ideeën voor het programma, browser genoemd, kregen handen en voeten toen drie componenten werden gerealiseerd: een gezamenlijke opmaaktaal, een protocol en een webadres. In de wetenschappelijke omgeving van CERN werd al Standard Generalized Markup Language (SGML) gebruikt als opmaaktaal voor documenten. Door een van sgml afgeleide set coderingen te maken voor de opmaak van internetpagina’s ontstond de HyperText Markup Language (HTML). Vervolgens kon een gebruiker door de combinatie van html en het HyperText Transfer Protocol (HTTP) communiceren tussen verschillende webmachines.

Eerste webpagina's gemaakt binnen CERN.

Verder kreeg de informatieleverancier een standaardadressering toegewezen met de Uniform Resource Locator (URL). Eind 1990 was de eerste versie van de browser klaar en ging op proef binnen CERN. Wanneer een pagina niet bestond of beschikbaar was verscheen de foutmelding 404 (= niet gevonden) op het scherm. Volgens de mythe zou een foutmelding naar kamer 404 van het instituut gaan, waar werd bekeken of er actie op de foutmelding genomen moest worden, maar kamer 404 bestond niet bij CERN. De foutmelding 404 is gewoon een onderdeel van de lijst van HTTP-statuscodes voor servers en browsers. De verspreiding van de browser buiten CERN begon vanaf 6 augustus 1991. Het World Wide Web was geboren.

vrijdag 5 augustus 2011

Boekblad kondigt radio interview bij O.V.T. aan

Vrijdag plaatste Boekblad een artikeltje over het aankomend radio interview in het programma O.V.T. (Onvoltooid Verleden Tijd). Voor plaatsing van het bericht hield redacteur Enno de Witt een gesprek met de auteur Jak Boumans.

Het VPRO-radioprogramma Onvoltooid Verleden Tijd (O.V.T.) heeft zondagochtend een interview met auteur Jak Boumans. Hij vertelt dan over de lancering van Viditel, de eerste commerciële online dienst in ons land, nog voor er internet was. Het interview wordt gehouden mede naar aanleiding van het verschijnen eind september van zijn boek Toen digitale media nog nieuw waren: Pre-internet in de polder (1967-1997) bij uitgeverij Media Update Vakpublicaties.

In het boek vertelt hij het verhaal van de nieuwe media, die in ons land niet begonnen met internet. Op donderdag 7 augustus 1980 startte de PTT hier met Viditel, een soort tweeweg Teletekst. ‘Het was de eerste commerciele online dienst in ons land’, weet Boumans. ‘Nederland liep hiermee op het Europese vasteland voorop, alleen in Engeland bestond al zoiets. Met Viditel kon je informatie vinden en emailen. Dat laatste gebeurde niet veel, er waren te weinig mensen met een aansluiting.’ Dat was op zich geen wonder, wie mee wilde doen betaalde drieduizend gulden instapkosten, iets minder dan anderhalf duizend euro, en per maand tien gulden voor een abonnement. Bovendien had je voor het gebruik een decoder nodig die met een televisie werd verbonden, en kon je niet met je pc op Viditel terecht. ‘Er waren beloften van meer mogelijkheden’, zegt Boumans, ‘maar die werden nooit ingelost. Het bleef houtjetouwtjetechnologie.’

Grote bedrijven namen wel een abonnement. Zo ook VNU: ‘Die waren bang dat Intermediair zijn personeelsadvertenties zou kwijtraken. Na vijf jaar zagen ze dat het geen bedreiging was en zijn ze er minder geld in gaan stoppen. In 1988 werd nog een poging gedaan om 720.000 abonnees te krijgen, die bleef steken bij 350.000.’ Internet bleek de winnaar. Bedrijven die geld in Viditel hadden gestoken bleven met verlies achter: ‘Een experiment in Zuid-Limburg leverde in 4 jaar 23 miljoen gulden verlies op voor onder meer VNU.’

Boumans heeft het allemaal zelf meegemaakt. In 1970 begon hij als redacteur bij de encyclopedieafdeling van uitgeverij Het Spectrum. Drie jaar later vertrok hij naar Oosthoek, waar hij een nieuw soort productieproces opzette: ‘Ik was toen eigenlijk bezig als content manager, maar die term kenden we toen nog niet.’ Nadat in 1979 de markt voor encyclopedieën inzakte ging Boumans naar VNU, waar hij meewerkte aan het opzetten van een technisch laboratorium: ‘In twee jaar hebben we vijftien miljoen gulden opgemaakt, maar de Raad van Bestuur heeft daar heel veel van geleerd voor haar acquisities. We waren pioniers.’

Het digitale tijdperk dat volgde heeft de wereld en ook het boekenvak ingrijpend veranderd. Online retail en digitale boeken zijn onderwerpen van hevige discussie. Boumans is er al wat langer mee bezig: ‘In 1993 werkten we al aan een e-boek.’ Struikelblok was met name de beeldschermtechniek. Die is dankzij e-ink voor een groot deel opgelost, al is het wachten nog wel op een doorontwikkeling, zodat e-readers ook kleuren en video kunnen weergeven: ‘Dat wordt een echte doorbraak.’ Hij denkt dan ook niet, dat de huidige tablets de dedicated e-readers zullen gaan vervangen. Zijn eigen boek is voorlopig alleen op in een papieren editie verkrijgbaar. De reden: er staan ruim honderd illustraties, waarvan het zonde is om ze in zwart/wit weer te geven: ‘Maar we zijn aan het kijken of we misschien een pdf-versie op de markt kunnen brengen.’

De uitzending met daarin het gesprek met Boumans begint zondag om tien uur op Radio 1. Het programma is ook te beluisteren via www.geschiedenis24.nl. Op het boek kan via de website van uitgeverij Media Update worden ingetekend, na publicatie wordt het dan toegezonden. Het is dan ook via de gebruikelijke kanalen verkrijgbaar.