vrijdag 17 januari 2014

Publiek internet gevierd in Museum voor Communicatie

Gisteren was er een klein feestje in het Museum voor Communicatie. Er was een avondbijeenkomst georganiseerd rond de nieuwe permanente tentoonstelling Muscom needs internet. Er waren drie presentaties, die qua onderwerp goed geprogrammeerd waren. En na de presentaties was er een drankje.

Na de inleiding mocht ik de eerste presentatie verzorgen over 1994, het jaar waarin consumenteninternet doorbrak. Het is het verhaal over de doorbraak van consumenteninternet in Nederland. Vanaf 1980 konden consumenten via de onlinedienst Viditel van de PTT informatie ophalen en een rudimentaire e-mail service gebruiken. Tot 1 januari 1997 waren er 325.000 gebruikers die wel eens gebruik maakten van de dienst. Toen De Digitale Stad (DDS) haar poorten openden in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam kwamen daar Amsterdammers op af, maar ook potentiele gebruikers uit het hele land. Het weekblad De Groene meldde op 23 maart 1994, dat reeds 12.000 gebruikers waren geregistreerd. En op 1 januari 1997 waren er in Nederland bij meerdere internetdiensten (DDS, Euronet*Internet, Planet Internet en World Online) 1 miljoen gebruikers geregistreerd. Het aantal gebruikers, dat de videotexdiensten van Viditel en Videotex Nederland in 17 jaar wisten op te bouwen, werd in drie jaar verdrievoudigd dan zij de verstorende technologie van internet.
Leuk was om te merken dat één mevrouw ooit Viditel had gebruikt in de bibliotheek en niemand van het publiek World-Onlineaandelen had gekocht (sommige aanwezigen waren er ook nog te jong voor).
Ik had ook nog een nawoord in mijn binnenzak, maar dat ben ik vergeten uit te spreken. Marshall McLuhan stelde in zijn boek Understanding Media (1974): Een nieuw medium is nooit een toevoeging aan de oude media noch laat het de oude media met rust. Het nieuwe medium houdt niet op met het wegdrukken van oudere media, totdat het nieuwe vormen en plaatsen heeft gevonden in het medialandschap”.
Sinds de jaren zestig is online bezig geweest met het veroveren van strategische posities in de media. Online pioniers zoals Lickleder en Dough Engelbart zagen een nieuwe wereld voor zich. Chriet Titulaer presenteerde op de Nederlandse televisie zelfs een wondere wereld met elektronische berichtendiensten, beeldtelefonie, elektronisch bestellen en winkelen, elektronisch bankieren, elektronisch uitgeven en elektronisch vertalen. Voornamelijk technische zaken, die in het pre-internet tijdperk reeds rudimentair waren ontwikkeld.
Maar dank zij internet kwam er een vliegwiel effect tot stand. Er kwam een brede gebruikersbasis en  er was een grote vooruitgang in de technologie zoals e-mail,, icu,  Skype, e-shoppen, e-bankieren, digitaal uitgeven en vertalen. Internet heeft reeds ingegrepen in de technologie en economie, maar gaat nu nog een aantal tandjes verder en zal nog dieper ingrijpen het dagelijks leven, de sociale gewoontes en het  beïnvloeden van de levensstijl. Dames en heren: Life needs internet en het Museum voor Communicatie ook.
Mijn (uitgebreide) presentatie is beschikbaar op Scribd.

Bram van Montfoort was de tweede spreker. Hij heeft een jaar geleefd zonder internet en heeft daar een boek over geschreven. Hij verteld over de wederwaardigheden die hij in dat jaar heeft meegemaakt: geen internet en geen Facebook. Hij merkte dat hij moeite kreeg om zich in te schrijven voor een HBO opleiding. Zijn reacties op verzoeken waren niet per kerende post. En na één jaar in het klooster van de analoge media wachtten hem duizenden mailtjes. Zijn ervaringen deelt hij via een analoog medium, het boek Een jaar offline.
Het werd duidelijk dat het tempo van zijn leven veranderde en dat brieven schrijven weer tot een kunst verheven werd. En herken ik dat brieven schrijven. Ik heb op kostschool gezeten, maar ook tijdens mijn studie schreef ik veel brieven naar mijn ouders, vrienden en vriendinnen, waarin ik vertelde wat ik meegemaakt had en wat de toekomstidealen waren. Dat zie je niet meer terug in de e-mails en FB postings.
Het project van Bram van Montfoort duurde een jaar. Er zijn eerdere vergelijkbare projecten van internetonthouding geweest, maar die waren korter en uiteraard in een ander tijdsgewricht. Zo heeft Jeroen van Loon, de derde spreker, ook een twee maanden zonder internet doorgebracht tijdens zijn studie. Hij kreeg RSI en besloot internet links te laten liggen. In 2011 werd door de Hogeschool van Utrecht in het kader van een onderzoek internetonthouding opgelegd aan zestien mensen een week lang internetloos op. Ook legden ze zichzelf en hun 'ontwenningsverschijnselen' vast op camera. En, als ik het goed heb, lieten in 1996 een aantal internetfanatici in Rotterdam zich opsluiten voor een periode (van twee weken of een maand?) en brachten verslag over de onthouding uit in het NRC en op de radio.  Natuurlijk zijn er grote verschillen tussen internetgebruikers in 1996 en 2012. In 2012 heeft internet al veel meer ingegrepen op het dagelijkse leven van mensen.

Over het project Life needs internet van Jeroen van Loon heb ik als eens een posting geschreven. Intussen heeft de internet kunstenaar een grote collectie van meer dan 300 brieven. Deze collectie is ondergebracht in een installatie die intussen een nieuwe vormgeving heeft gekregen en beter toegankelijk is. Zo is er nu te zoeken op een aantal categorieën zoals geslacht, leeftijd en landen evenals categorieën zoals vrije tijd, online/offline en  pre-internet. De vertellen over de ervaringen van mensen met internet. Ze juichen over het gemak om contact te maken, stellen zich vragen over big brother en kinderen geven aan dat zij maar een bepaalde tijd achter de computer mogen zitten om te internetten. Het Museum voor Communicatie heeft nu een selectie gemaakt uit deze collectie en stelt deze acht brieven permanent ten toon onder de titel Muscom needs internet. Ook voor het museum is dit een waardige entree in de wereld van internet.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten