donderdag 19 juli 2012

Korte archeologie van het tablet


Naar aanleiding van een rechtszaak over patenten wordt duidelijk dat Apple al vóór 2004 bezig was met het ontwikkelen van de iPad. Tijdens de rechtszaak worden een aantal foto’s getoond van het prototype. Dit prototype is dikker dan de iPad die in 2010 gelanceerd werd; het heeft ronde hoeken en het logo van Apple ontbreekt niet. In de rechtszaak wordt aangetoond dat Apple bezig was met de iPad, maar de ontwikkeling ervan stop zetten ten faveure van de iPhone.
De ontwikkeling van de iPad past in het geheel van de tabletontwikkeling. Deze was reeds ruim vóór 2004 aan de gang. Het enige verschil was dat de nadruk van de prototypen van de elektronische tabletten, die vanaf 1990 werden ontwikkeld, meer op de applicaties lag dan op de telecommunicatie.

Tabletten zijn al oud, althans de kleitabletten met spijkerschrift in Babylonië. Andere vormen hiervan zijn de papyrus handschriften in Egypte. De westerse wereld ontwikkelde handgeschreven boeken een verzameling van pagina’s, die eigenlijk een verzameling van leesplankjes vertegenwoordigen. Vanaf Gutenberg ontstaat het boek de definitieve vorm van het boek. Daarnaast worden met name in het onderwijs, maar ook in winkels bordjes en leesplankjes gebruikt.

Het eerste ontwerp dat leek op een tablet of e-reader werd in 1968 op papier gezet door Alan Kay. Voortbordurend op zijn eerste schets ontwikkelde hij in 1972 het prototype Dynabook als een personal computer voor kinderen van alle leeftijden. Het was duidelijk een voorbeeld voor de tablet en de e-reader.


Kleine elektronische tabletten verschenen in de vorm van Personal Digital Assistants (PDA) eind van de jaren tachtig. Apple bracht de Newton op de markt. Op het tablet konden in handschrift notities worden aangebracht; de technologie was te vroeg en niet uitontwikkeld. Daarna kwam HP bijvoorbeeld met de PDA. 

Vanuit de uitgeefindustrie ontstaat er in de twintigste eeuw behoefte aan een elektronisch leesplankje voor boeken enerzijds en kranten anderzijds. De ontwikkeling van een tablet voor boeken kwam via Sony die in 1991 naar het voorbeeld van de draagbare Walkman de Datadiscman lanceerde, een e-reader met een mini-disk van 200MB (zie foto: © Jak Boumans Collection, 2011). Dat was de eerste golf van de e-reader. De Datadiscman werd geen succes en ook de e-boeken niet. Het apparaat was te zwaar, de levensduur van de batterijen te kort en het scherm te klein en onrustig om te lezen. In maart 1994 werd de Datadiskman door Sony in Nederland uitgebracht met een aantal naslagwerken (bijv. Van Dale woordenboeken E-N, N-E; Standaard Het Juiste Woord).
Aan de kant van de kranten werd gewerkt aan een elektronische krant. Xerox en IBM zochten het in oprolbaar digitaal papier. Onderzoeker en journalist Roger Fiddler kreeg in 1992 de kans om in het Knight Ridder Laboratory om een prototype van een elektronische krant te maken op een tablet. In 1995 reisde hij de hele wereld rond met zijn verhaal en een prototype. Als grootste handicaps zag hij de leesbaarheid van het scherm en de grootte van het tablet.

Maar intussen was internet bezig aan een opmars en werd aanvankelijk gezien als een aflevernetwerk. Dat betekende dus dat boeken en kranten konden worden afgeleverd via het worldwide web. Men keek dus naar twee oplossingen: voor de elektronische krant en het e-book. En plotseling doken daar de voorlopers van de tabletten op zoals de e-Rockets. Dit apparaat won het van de Sony Data Diskman op punten: draagbaarheid, langer battterijleven, maar nog steeds geen geweldig leescomfort van het LCD scherm. Intussen had Knight Ridder de laboratoriumwerkzaamheden ten aanzien van de electronic tablet voor kranten stilgelegd.

Toch was de computerhardware industrie intussen ook bezig met het ontwikkelen van tabletten. HP was groot geworden in Personal Digital Assistants voor de professionele sector en onderzocht de uitbreidingsmogelijkheden hiervan naar tabletachtige computers. Daarentegen zocht de telefoonfabrikant ook naar tabletmogelijkheden, maar meer vanuit de telecomhoek. Het bedrijf had de Communicator geproduceerd, een mobiele telefoon met een schermpje. Maar het bedrijf wilde meer en het Amerikaanse laboratorium studeerde op een tablet voor games, muziek en elektronische boeken. In 2000 was er een prototype in omloop van een kleine 7 inch handzame tablet. De ontwikkeling werd in het kader van de economische dip, die na 2000 volgde, stilgelegd om in op 25 mei 2005 met de Nokia 770 op de markt te verschijnen, zij het met weinig succes.



Een jaar daarna in 2006 verscheen de eerste e-reader met digitaal papier op de markt, de Iliad van iRex (zie foto: © Jak Boumans Collection, 2011)
en een e-reader van Sony. Een superieur leesscherm voor boeken., maar de e-reader was beperkt tot download mode, gebruiken. Mede door de Kindle e-reader van Amazon werd de e–reader tablet geaccepteerd en begonnen uitgeverijen e-boeken serieuzer te nemen.
Intussen bleven Apple en hardwarebedrijven werken aan de iPad en de tabletten. LCD schermen werden verfijnd en telecommunicatiemogelijkheden werden voorbereid. Het tablet werd dus niet alleen een persoonlijk amusementscentrum voor tekst, beeld en geluid, maar werd de draagbare  vervanger van de PC en uiteindelijk ook van de telefoon. De integratie van de PC en mobiele telefoon kreeg hierdoor gestalte. De tablet stond op het punt om het intelligente elektronische leesplankje te worden; enerzijds een boekenbibliotheek, een krantenportfolio, een muziekverzameling en een filmbibliotheek, maar anderzijds een kantoortool en tool voor social media.


Wat is de toekomst van de e-reader en het tablet. De twee apparaten zullen naar elkaar groeien. Daarbij is het scherm het cruciale punt. Digitaal papier van e-inkt heeft het voordeel dat het een rustig leesbeeld heeft, dat door de boekenlezers gewaardeerd wordt. Maar het heeft een aantal nadelen: het is zwart/wit, kan ’s avonds niet met back light gelezen worden en werkt niet vloeiend  met internet en video’s. De LCD schermen van de tablets zijn aanzienlijk verbeterd in de laatste jaren, maar ze blijven een onrustig leesbeeld geven. Digitaal papier zal dan ook meer kleurig moeten worden en vloeiend kunnen werken met internet en video. Voor tablets worden bestaande schermtechnieken verfijnd, maar niet substantieel verbeterd. Het bedrijf Liquavista wijst met de aquawetting technologie naar de toekomst. Het heeft het rustige leescomfort van e-ink, maar heeft kleuren aan boord en werkt vloeiend met internet en video. Het bedrijf is vorig jaar gekocht door Samsung en het wachten is nu op de eerste tablet met dit nieuwe scherm.

dinsdag 17 juli 2012

Het kroonjaar 1977


Het boek gaat over de periode 1967 tot 1997. In die jaren zijn er verschillende mijlpalen gepasseerd. In de rubriek kroonjaar wordt een lustrum/jubileumjaar (1967, 1972, 1977, 1982, 1987, 1992, 1997) gekozen en de gebeurtenissen uit dat jaar vermeld. Aanvankelijk zullen er slechts een paar gebeurtenissen vermeld worden, maar naarmate de industrie zich ontwikkeld worden dit er meer. In het boek is een tijdlijn van 50 hoogtepunten opgenomen. De Excel databank van de auteur bevat echter zo’n 500 gebeurtenissen van de geschiedenis van de digitale informatie-ontsluiting.
In het kroonjaar 1977 gebeurde er veel op het gebied van de informatie-ontsluiting. De term Personal Computer wordt geïntroduceerd door de Amerikaanse computerfabrikant Tandy, die een microcomputer introduceert. En Tandy was niet de enige. Commodore introduceert de PET met 4 of 8 kilobytes intern geheugen. En Atari brengt als eerste bedrijf een spelcomputer op de markt. Maar ook in Nederland was de microcomputer doorgedrongen. Onder de naam Computer Store wordt een computerwinkel geopend in Eindhoven. N op 27 april 1977 wordt de Hobby Computer Club (HCC) opgericht als vereniging ter ondersteuning van de leden bij het ontwerpen (!) en programmeren van computers.

De PTT begint door te krijgen dat er online gebruikers zijn die in de VS en elders in Europa toegang wilden verkrijgen tot databanken via mondiale netwerken zoals Tymnet en Telenet, waarmee online gebruikers toegang kon krijgen tot de grote mondiale netwerken zoals Tymnet en Telenet. Op 1 augustus 1977 opent de PTT als voorlopige oplossing de netwerkdienst DABAS (Database Access Service).
De online diensten begonnen ook te groeien. BRS (Bibliographic Retrieval Services), een medische online dienst van de staat New York, wordt geprivatiseerd en een concurrent van Dialog en SDC. Dow Jones opent de dienst Dow Jones News/Retrieval met Wall Street artikelen en openbare bedrijfsinformatie. In Europa wordt het Duitse FachInformationsZentrum (FIZ) geopend en de onlinedienst INKA gelanceerd. In Groot Brittannië wordt Roger Bilboul aangezocht om met zijn bedrijf Learned Information de Amerikaanse online informatiedienst Dialog in Europa te vertegenwoordigen.
Maar ook in Nederland begint de Nederlandstalige online informatiedienst op gang te komen met de eerste demonstraties van het juridische online systeem van Kluwer Rechtswetenschappen, die worden verzorgd door Cor Verschoor en Jaap van Beelen op een terminal zonder beeldscherm, bestaande uit een toetsenbord, een thermische printer en een akoestisch modem.

De online informatie-industrie begint in 1977 ook een echt gezicht te krijgen. In de VS lanceert uitgeverij Online Inc. de bladen Online en Database en organiseert de eerste Online Conferentie in New York. Dit voorbeeld wordt direct gevolgd door het Britse bedrijf Learned Information, dat begint met de uitgave van het tijdschrift Online Review en in december 1977 voor de eerste keer in Londen de Online Conferentie houdt.
En ook in Nederland dringt door dat er een online informatie-industrie aan het ontstaan is. De meestal wetenschappelijke, technische of financiële gebruikers van online systemen beleggen een oprichtingsvergadering van het VOGIN, de Nederlandse Vereniging van Gebruikers van Online Informatiesystemen op 27 april 1977. Zij zijn de cybernauten avant la lettre.
Maar er is niet alleen actie op het wetenschappelijke, technische en financiële front. Teletekst en videotex melden zich als technische systemen. Finland kondigt het videotexsysteem Telset aan en Telefonica, de Spaanse telefoonmaatschappij, zet Ibertex op; toegang is mogelijk met een speciale terminal of een kaart in de PC.
De publieke omroep heeft in 1976 kennis gemaakt met Ceefax bij de BBC. En intussen is er een strijd ontstaan tussen de gedrukte pers en de publieke omroepen. In september 1977 beslist minister Van Doorn, dat de omroep en niet de pers mocht experimenteren met teletekst, aangezien de dienst gebaseerd was op beeldlijnen. De minister ging geheel voorbij aan het argument, dat teletekst geen televisieprogramma was, want het bevatte geen geluid en geen bewegend beeld.

donderdag 12 juli 2012

Boekblad leest

Afgelopen maandag heeft Enno de Witt, redacteur bij Boekblad, een bespreking geplaatst van het boek Toen digitale media nog nieuw waren - Pre-internet in de polder (1967-1997) op het blog Boekblad leest.

Zijn oordeel: Het interessantste aan dit boek is dat het een achtergrond schildert bij de vanzelfsprekendheid waarmee wij ons in de digitale ruimte bewegen, en de ontwikkeling van elektronische informatievoorziening in een passend historisch perspectief plaatst.

BTW Van 1981 tot 1992 was ik freelance medewerker bij Boekblad en schreef op regelmatige basis bijdragen over wat toen nog nieuwe media heette. Hierbij een portretillustratie van de auteur, die geplaatst werd bij de artikelen in Boekblad.

zondag 8 juli 2012

De Softwaregids is 12,5 jaar online. In september 1999 is de Softwaregids in Nederland van start gegaan. Van 1999 tot 2001 heeft de Softwaregids als particulier initiatief onderdeel uitgemaakt van verschillende websites binnen het VNU Portfolio. Na het barsten van de internet bubble in 2001 is de Softwaregids als zelfstandige website verder gegaan. Sinds de start in 1999 hebben 5.000 softwarebedrijven zich geregistreerd en zijn er 20.000 softwareproducten ingeschreven. Jaarlijks worden ongeveer 2 miljoen zoekopdrachten verwerkt. Sinds 2010 is de Softwaregids meertalig en actief in België en verschijnen er steeds meer producten uit het buitenland welke in Nederland nog niet vertegenwoordigd zijn.

De doelstelling is sinds de start ongewijzigd: Aanbieders van zakelijke software worden in de gelegenheid gesteld om hun organisatie en producten kosteloos te registreren onder voorwaarde van regelmatige validatie. Hierdoor wordt de actualiteit gegarandeerd.
Bezoekers wordt een informatiebron geboden waarop zakelijke software gezocht kan worden, eveneens kosteloos. De database kan worden benaderd vanuit een behoefte aan bepaalde functionaliteit of een behoefte vanuit een specifieke branche. De resultaten kunnen verder worden gefilterd op criteria als prijs, OS, etc.

De softwaregids heeft een geschiedenis liggen bij VNU, een van mijn oude werkgevers. Ook ik heb daar een geschiedenis liggen, die ook te maken heeft met computer en softwaregidsen. In 1980 werkte ik bij het bedrijf VNU Database Publishing International B.V. (VNU DPI), een greenhouse voor elektronisch uitgeven binnen de VNU Business Press Group. Deze business divisie bezat o.a. tijdschrifttitels als Intermediair, Computable, Textilia en PW. Internationaal, buiten de Benelux, had de divisie ingezet op automatisering, tegenwoordig ICT genoemd. Een van de eerste internationale vestigingsplaatsen was Londen. Er werden Engels computer tijdschrifttitels gekocht van Haymarket Media Group en een bedrijf opgezet in het hartje van Londen. Maar VNU BPL wilde snel groeien en kocht ook CUYB Ltd in Bournemouth, een uitgever van computer jaarboeken onder de originele titel Computer User Year Book, een uitgave met hardware en software informatie. Het was een goede aankoop, maar de productiemethode van de boeken verkeerde tussen het loodzetten en fotozetten.

Dat was het punt waarop ik in 1981 gevraagd werd voor advies. Met de ervaring van het automatiseren van de productieprocessen van naslagwerken zoals encyclopedieën (Grote Spectrum Encyclopedie, Summa, Grote Oosthoek), was dit natuurlijk een hele uitdaging. Het bedrijf werd van Bournemouth naar de Londense vestiging verplaatsten voorlopig bleef de productiemethode hetzelfde. Intussen zou gewerkt worden aan een nieuwe productiemethode, die zowel gedrukte jaarboeken en online databanken zou moeten opleveren; tevens werkte ik aan mijn vestiging in Londen. Daar werd ik geconfronteerd met een nieuwe uitgever die zijn eigen adviseur meebracht. Deze had kennis van nieuwe software (Mapper) en die moest – zonder voorbeelden en zonder schaduwdraaien - gebruikt gaan worden. Dat werd een moeilijke beslissing voor mij. Gelukkig wist ik in het bedrijf twee andere projecten binnen te halen: een PC software directory en het online brengen van een dagelijkse nieuwsbrief. Het Computer User Year Book project mislukte faliekant en er kwamen een jaar lang geen jaarboeken uit, behalve de PC software directory die in samenwerking met Roto Smeets in Den Bosch geproduceerd was. De Engelse jaarboeken zijn er uiteindelijk gekomen en hebben tot ruim in het eerste decennium van 2000 bestaan.

Intussen was Tosco, het bedrijf achter de Nederlandse Softwaregids, midden 1999 begonnen met het verzamelen, beheer en verrijken van profielen en is nu marktleider binnen de branche. Het bedrijf heeft intussen een indrukwekkend bestand van courante profielen van 11.000 softwarebedrijven, 26.000 contactpersonen en 30.000 softwareproducten opgebouwd.

maandag 2 juli 2012

De internet switch

De website Historiek nodigde me uit om een artikel te schrijven over het boek. Zo'n uitnodiging sla je niet af. Ik heb het thema van de Internet switch gekozen. Hoe kon in Nederland de internet consument voor consumenten zo snel geaccepteerd worden. Dit in tegenstelling tot Belgie, Duitsland en Groot-Brittannie. Hier de vraagstelling. 

Hoewel de elektronische informatiediensten niet in korte tijd grootschaligheid konden bereiken, groeide langzaam maar zeker de elektronische informatiediensten in Nederland. In 1994/95 was er een omzet uit online-diensten van 635 mln. gulden (317 mln. euro) en uit de verkoop van CD-ROM en CD-i 50 mln. gulden (25 mln. euro).

Terwijl de Nederlandse elektronische informatie-industrie begint te groeien en omzet maakt, sluipt via de achterdeur van het academische netwerk SURF internet naar binnen. Eerst geruisloos bij jonge bedrijven, daarna met de nodige tam-tam vanaf 15 januari 1994 via het Amsterdams gemeentelijke project De Digitale Stad bij consumenten. Dan begint de internet switch.
In minder dan drie jaar zijn er 1 miljoen internetgebruikers, drie keer zoveel gebruikers dan er ooit voor videotex zijn geweest. Op 1 januari 1997 werden een internetdienst en een emaildienst samengevoegd met Planet Internet, waardoor deze de grootste internetleverancier werd. En de videotexdienst verdween op die dag met een oorverdovende stilte. De grote vraag was: hoe kon dit zo snel gaan? Hadden de dinosaurussen van de nieuwe media niet door dat er een nieuwe technologie aankwam die meer kon en minder kostte. Of lag het aan het aantal universiteits- en HBO studenten dat tijdens hun studie al kennismaakte met internet?

Lees het volledige artikel op de site van Historiek