maandag 18 juli 2016

Van sjouwcomputers naar schootcomputers

Wanneer over de eerste draagbare computers in de jaren tachtig wordt geschreven, dan wordt al snel gesproken over de sjouwcomputers: KayPro en Osborne. Je kon ze inderdaad verplaatsen, maar je moest wel spierballen hebben. Beide ‘draagbare’ computers wogen 10kg plus.

 
Links: Osborne; rechts: Kaypro

Minder aandacht is er gewoonlijk voor de schootcomputers. Deze generatie van draagbare computers werd populair bij journalisten gezien het  gewicht van 1,5 tot 2 kg, afhankelijk van de batterijen. In 1983 kwamen de merken NEC, Tandy en Olivetti met deze lichtgewichten op de markt. Ze kwamen allemaal uit dezelfde fabriek van Kyocera: NEC 8201A, Tandy100, Olivetti M-10 en de Tandy 200.


 
















Boven links: NEC 8201A (bruikleen van Hans van Nieuwkerk; foto: Collectie Jak Boumans);boven rechts: Tandy100 (computer en foto: Collectie Jak Boumans; beneden links: Olivetti M-10; beneden rechts: Tandy200 (foto: Herman van Oorschot) 

Draagbare computers werden weer een onderwerp, toen een collega uit mijn netwerk midden in een verhuizing zat en meldde dat hij nog een Tandy200 had gevonden tussen zijn spullen. Hij stuurde er later nog een foto van. Wow! Wat een feest om deze te zien. Zelf heb ik een Tandy100 sinds 1983. Ik kocht geen sjouwcomputer, aangezien ik in dat jaar aan een hernia geopereerd werd. Ik heb de Tandy100 in het ziekenhuis kunnen gebruiken, zij het met een extern modem, want wifi moest nog uitgevonden worden. Uiteraard had ik de nodige belangstelling aan bed van de doctoren en verplegend personeel. Die had ik later ook in Londen, wanneer ik op het apparaat zat te tikken in de Northernline metro.

In 1985 heb ik op de Tandy100 het manuscript voor de Aula pocket Online Handboek geschreven; je kon er 32 pagina’s op schrijven en moest dan de tekst uploaden voor opslag op een floppy disc naar een bureau PC, in dit geval een Superbrain. Toern het boek af was, werd een floppy disc en een geprint manuscript aan de uitgever (Uitgeverij Het Spectrum) toegeleverd, die vervolgens door overtikken van het papieren zetsel liet fabriceren! Ook werden met de Tandy100 artikelen aangeleverd aan de redactie van de VNU nieuwsbrief Media-Info, later omgedoopt tot Telecombrief.
 
 

Het schrijven gebeurde op een Tandy100, daarna werden ca. 32 pagina's verzonden per modem naar de bureau PC Superbrain, op een floppy gezet en uitgeprint. (Apparaat: Collectie Jak Boumans; beide foto's: Collectie Jak Boumans). 

De Tandy100 doet het nog steeds. Onlangs gebruikte ik hem nog bij een praatje in de klas van een kleinkind; hij ging rond en de kinderen hakten er lustig op los.

Het was een mooie serie computers. Behalve de Tandy100 heb ik ook de NEC 2081A in mijn collectie als bruikleen van Hans van Nieuwkerk. De apparaten van deze 1983 serie hadden allemaal een bijna gelijk toetsenbord en het intern geheugen kon ca. 32 pagina’s tekst bevatten. Ze hadden een venster van 8 regels tekst. De Tandy200 van één jaar later had hetzelfde toetsenbord, maar een groter venster van 16 regels met 40 tekens per regel.

Na de aanloop van de sjouwcomputers en de schootcomputers in het begin van de jaren tachtig is de ontwikkeling naar draagbare computers met een groot scherm, groot geheugen, internen modem en zelfs een ingebouwde CD speler snel gegaan en is er en wedstrijd ontstaan wie de lichtste computer kan bouwen.

donderdag 14 juli 2016

E-bookbarometer Q2 2016


Persbericht CB 

E-bookbarometer Q2 2016: lenen steeds populairder, verkoop groeit weer 

Vandaag publiceert CB de e-bookbarometer met daarin de ontwikkeling van e-books in het Nederlands taalgebied, tweede kwartaal 2016.

Waar in het eerste kwartaal nog een lichte daling zichtbaar was in e-bookverkoop, ziet CB nu weer groei; +9% ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2015. E-bookuitleningen via bibliotheek.nl blijven onverminderd doorgroeien (+87% ten opzichte van Q2 2015). De gemiddelde consumentenadviesprijs daalt verder (-0,4% ten opzichte van het vorige kwartaal).

Nieuw in de infographic is het aandeel e-bookverkopen in literaire fictie; met 11,3% aanzienlijk hoger dan de 6,1% e-books in de totale boekverkoop

De trend in de verhouding verhuur versus verkoop lijkt op die van e-bookbarometer over het eerste kwartaal 2016. Net als de vorige keer stijgt de verkoop mee op het moment dat titels voor het eerst in de verhuur gaan.

Het aantal nieuwe titels lijkt minimaal gestegen. Er is echter een afname van titels gedurende het afgelopen kwartaal, door een mogelijke opschoning. Er zijn dus wel degelijk veel nieuwe e-books bijgekomen.

dinsdag 12 juli 2016

De Digitale Stad gaat weer herleven

De kennis van de geschiedenis van digitalisering is oppervlakking. In gastcolleges vraag ik studenten wel eens naar hun eerste computer, hun eerste bankrekening, hun eerste e-mail, hun eerste mobiele telefoon, hun eerste appie en met wie. De komst van de mobiele telefoon kunnen ze meestal nog wel herinneren, maar de eerste computer (nee, geen my first Sony!). 

Digitale archeologie 
Nu is er ook weinig van de digitale geschiedenis in Nederland te ervaren. Als het al iets dan gaat het voornamelijk over hardware, computers van mainframe, PC’s en draagbare computers. Er zijn weinig historische programma’s te ervaren. Gelukkig is er het Nederlands Instituut voor Games en Computers in Zwolle. M.n. in het Gamesmuseum, ook wel bekend als het Bonami Spel museum, geeft een goede beleving van spellen sinds de digitalisering. Maar een echte belving van bijvoorbeeld de eerste sites van internet was tot nu toe onmogelijk. Maar dat zal niet lang meer duren.   

De Digitale Stad (DDS)
Onlangs werd in het Amsterdam Museum een voorvertoning gegeven van site De Digitale Stad, die op 15 januari 1994 in Amsterdam van start ging en de eerst stimulans  voor consumenten internet in Nederlands was. Het was een project van het politiek-cultureel centrum De Balie en xs4all, naar het voorbeeld van de Free-Nets in Noord-Amerika. Aanleiding waren de gemeenteraadsverkiezingen in het voorjaar van 1994. Behalve via de plaatselijke televisie-, radio- en gedrukte media, zou via De  Digitale Stad een publieksdebat plaatsvinden. De metafoor van een virtuele stad werd gekozen om het karakter van het publieke domein van DDS  te benadrukken. Na eerst tekstuele informatie- en  communicatiediensten aangeboden te hebben, werd op 15 oktober 1994 overgegaan naar een grafi sche interface op het World Wide Web. De organisatie kreeg geld van de gemeente Amsterdam voor het opzetten van een site. Om het debat in forums aan te wakkeren was er natuurlijk publieke belangstelling nodig. En die kreeg DDS op radio en televisie en in de schrijvende pers. Marleen Stikker werd de virtuele burgemeester van dds en stond de media te woord. En aan de poorten stonden duizenden potentiële internetters van buiten Amsterdam te dringen om via een inbelverbinding toegang te krijgen tot dds. Na zes weken telde het project al meer dan tienduizend geregistreerde gebruikers. Niet alleen internet aanbieder xs4all was verrast door de belangstelling, maar ook lijnenboer PTT Telecom (citaat uit: Toen digitale media nog nieuw waren, pg. 250).

Virtuele beleving
Iets van de eerste opwinding uit 1994 zal in het najaar terug te voelen zijn, wanneer DDS versie 4.0 te beleven is. Zoals men nu nog steeds door Pompei kan lopen en een Romeinse stad kan ervaren, zo zal men dan ook de eerste Nederlandse virtuele stad kunnen bezoeken en herbeleven, voorzien van een plattegrond.
De voorvertoning van DDS versie 3.0 was onderdeel van het project ‘DDS herleeft’, een initiatief van het Amsterdam Museum, De Waag Society, UvA and Beeld en Geluid. De originele bestanden zijn teruggevonden in het DDS archief, dat in het bezit is van het Amsterdam Museum. Het bestand is 10Mb en stond op een harde schijf. Deze heeft 20 jaar opgeslagen gelegen. Van het bestand hebben informaticastudenten van de Vrije Universiteit (VU) en de Universiteit van Amsterdam (UvA) twee versies gemaakt: één met alle gegevens en een replica. DDS versie 4.0 zal een emulatie zijn  die helemaal nieuw is geprogrammeerd 'om een hedendaags, stabiel en beveiligd functioneren mogelijk te maken'. In die versie zal men een avatar kunnen kiezen en door de stad kunnen verplaatsen van café naar postkantoor en bibliotheek via de metro. 

20 jaar terug in de tijd 
‘DDS herleeft’ is een eerste webarcheologisch project, waarmee men terug kan naar internet zoals het was tussen 1994 en 1996. Daarmee kunnen we zo'n twee decennia terugkijken. Het zou mooi zijn als we nu ook de eerste online publieksdienst Viditel van 1980 zouden kunnen nabouwen en online beschikbaar stellen, zodat men kan voelen hoe het was om via videotex informatie tot zich te nemen. Misschien heeft het ex PTT museum, het Museum voor Communicatie, of de opvolger van PTT nog een paar tapes liggen.