dinsdag 30 april 2013

WWW software 20 jaar

Vandaag heeft de koningin in Nederland troonsafstand gedaan en is de nieuwe koning Willem Alexander ingehuldigd. Dit betekent dat voor minstens een generatie, ruwweg 30 jaar, er geen republiek zal komen.

Maar gelukkig voor de generatie van digital natives binnen de groep republikeinen valt er vandaag toch nog wat te vieren. Het is vandaag 20 jaar geleden dat het onderzoeksinstituut CERN in het Zwitserse Geneve de software voor de World Wide Web browser beschikbaar stelde aan iedereen zonder kosten.

De browser was ontstaan om het probleem van vindbaarheid in documenten op te lossen. Er waren weliswaar zoekprogramma’s voor tekst en numerieke documenten, maar zoeken in tekstdocumenten onderling, tussen tekst en illustraties en tekst, illustraties en muziek was nog steeds een schier onmogelijke opgave. Daarom begon men in Europa en de VS gericht te zoeken naar oplossingen.
 
 

© Collection Jak Boumans

 
In Europa zette Tim Berners-Lee, als onderzoeker verbonden aan het Europese Laboratorium voor deeltjesonderzoek CERN (Centre Européen pour la Récherche Nucléaire) in Génève in 1989 het eerste voorstel voor een nieuw soort software op papier. Centraal in het voorstel stond het begrip hypertext, een methode ontwikkeld door de Britse wetenschapper Ted Nelson om stukken tekstuele informatie aan elkaar te koppelen in plaats van informatie lineair of hiërarchisch via boomstructuren te ordenen. Berners-Lee breidde in feite hypertext uit tot hyperlink. Daardoor kwam ook multimedia binnen bereik, van tekst alleen naar tekst, beeld en geluid. Zijn ideeën voor het programma, browser genoemd, kregen handen en voeten toen drie componenten werden gerealiseerd: een gezamenlijke opmaaktaal, een protocol en een webadres.

In de wetenschappelijke omgeving van CERN werd al Standard Generalized Markup Language (SGML) gebruikt als opmaaktaal voor documenten. De Nederlandse collega van Tim Berners Lee bij CERN was Eric van Herwijnen en hij maakte een van SGML afgeleide set coderingen voor de opmaak van internetpagina’s, de basis voor HyperText Markup Language (HTML). Vervolgens kon een gebruiker door de combinatie van HTML en het HyperText Transfer Protocol (http) communiceren tussen verschillende webmachines. Verder kreeg de informatieleverancier een standaard adressering toegewezen met een Uniform Resource Locator (url).

Eind 1990 was de eerste versie van de software klaar en ging op proef binnen CERN. De verspreiding ervan voor ontwikkelaars buiten CERN begon vanaf 6 augustus 1991. En op 30 april 1993 werd de software vrijgegeven. Het World Wide Web was geboren.

In 1993 werkte een projectgroep van de Universiteit of Illinois aan de browser Mosaic, de eerste gratis beschikbare browser die kon omgaan met World Wide Web-pagina’s, zowel met grafische als tekstpagina’s. De browser werd in oktober 1993 gelanceerd. In 1994 maakte Marc Andreessen, een van de ontwerpers, een commerciële versie van de Mosaic-browser onder de naam Netscape. Met deze browser, die gratis was te downloaden, begon de wereldwijde opmars van internet.

dinsdag 16 april 2013

De Ingenieur 22 maart 2013-04-16

PREHISTORIE VAN INTERNET


Voor wie zoals publicist en consultant Jak Boumans zo'n veertig jaar om zich heen heeft gekeken in de wereld van de digitale informatievoorziening, moet de neiging om het allemaal eens goed te boekstaven onbedwingbaar zijn. En dus heeft Boumans het allemaal opgeschreven in het boek 'Toen digitale media nog nieuw waren. Pre-internet in de Polder (1967-1997)'.

Boumans, die ook jarenlang over digitale media publiceerde in De Ingenieur, is een feitenjunkie, dus krijgen we een minutieuze beschrijving van alle ontwikkelingen gedurende deze periode. Het is een wat opsomming boek, maar voor wie van thematiek houdt, is het een feest der herkenning, een nostalgische reünie van al die ontwikkelingen en gebeurtenissen die allang weer vergeten zijn, zoals videotex, de cd-i (interactief), bulletin board-systemen en akoestische modems. Het beeld dat het boek oproept, is er een van vallen en opstaan, maar vooral heel veel vallen in een aaneenschakeling van miskleunen - zeer vermakelijk in retrospectief.

Boumans laat zijn pre-internetgeschiedenis van de digitale media eindigen op 1 januari 1997, maar waarom is niet helemaal duidelijk. In 1997 verdwenen de informatiedienst Videotex Nederland en Memocom en gingen ze op in World Access/Planet Internet, maar zo wereldschokkend was die gebeurtenis niet. Het world wide web, de toepassing die internet echt deed inburgeren bij brede lagen van de bevolking, was al uitgevonden in 1991.

De rode draad - voor zover die valt te ontdekken in het chronologisch relaas - is dat allerlei bedrijven commerciële kansen roken en dachten dat de consument op allerlei nieuwe technologie zat te wachten. Dat viel tegen, vooral omdat veel van die technologie allerminst uitblonk door gebruiksgemak.

Een sleutelrol in Boumans' boek is weggelegd voor de markante Piere Vinken, de bestuursvoorzitter van uitgeefconcern VNU. Want al snel probeerden de klassieke uitgevers een voet tussen de deur te krijgen in een wereld die (nog) werd gedomineerd door staatsbemoeienis. De televisiewereld, waarin de Mediawet de overheid een allesoverheersende rol gunt, en de oude telefoniewereld van het staatsbedrijf PTT wisten de anarchistische internet- annex computerwereld een tijdlang buiten de deur te houden: de uitgevers van gedrukte media moesten het doen met ASCII-databanken (die hoekige lettertjes op een monochroom scherm); de Nederlandsche Pers Databank, met alle berichten en artikelen van het ANP en de landelijke dagbladen, was voor professioneel journalistiek gebruik en niet openbaar.

Er was volgens Boumans een tweestromenland: aan de ene kant de bestanden uitwisselende computerwereld met ASCII (American Standard Code for Information Interchange) en aan de andere kant de (Europese) telefonie- en televisiewereld die met Videotex (in Nederland Teletext) aan de slag wilde. Via de druktoetsen van het telefoontoestel moest de gebruiker tekstpagina's kiezen op het televisiescherm - niet echt handig.

De (commerciële) krantenuitgevers zagen Teletekst als een 'grafisch' communicatiemedium voor tekstberichten, maar de toenmalige minister Harry van Doorn van Cultuur, Recreatie en Maarschappelijk Werk besliste dat de publieke omroep Teletekst zou vullen. Hoewel Teletekst, en in Frankrijk Minitel, een succes werd, zijn het toch zeer geïsoleerde toepassingen in een wereld die stormenderhand werd veroverd met behulp van techniek, zoals ASCII, het FTP/IP-protocol, het wereldwijde web, browsers, zoekmachines, platforms als You Tube en Facebook, draadloos internet, smartphones en tablets. Er is kortom nogal wat gebeurd na 1997, 'Toch meen ik dat er sinds de doorbraak van internet als digitaal platform een betrekkelijke rust heerst, de internetbubble van 2000 daargelaten.' Of de digital natives van begin twintig dat met deze oude rot eens zijn, valt te betwijfelen, maar het boek is ook voor hen verplichte historische kost. (EvdB)

dinsdag 9 april 2013

40 jaar eerste teletekstdemo


Het is 40 jaar geleden dat op 9 april 1973 een select gezelschap bijeen kwam om te kijken naar het  televisietekstsysteem van ITV, de Britse commerciële televisiezender. Voor de eerste keer werden 50 pagina’s getoond via de transmissietoren van Crystal Palace in Londen. Het was het begin van de televisietekstdienst onder de naam van Oracle (Optical Reception of Announcements by Coded Line Electronics).
 
Teletext, televisietekst, was een systeem ontworpen om nieuws in tekstvorm via een aangepaste televisie te verzenden, zonder dat het programma dat werd uitgezonden onderbroken hoefde te worden. Daarnaast kon het systeem tekstpagina’s koppelen aan televisieprogramma’s voor ondertiteling of vertaling. Voor de ontvangst op het televisietoestel was een aanpassing nodig, eerst via een opzetkastje en later via een ingebouwde chip. Teletext was een presentatieprotocol. Tekst wordt gepresenteerd op een stilstaande pagina van 24 regels van 40 tekens per regel in 7 kleuren (wit, rood, blauw, groen, geel, magenta en cyaan). De letters werden opgebouwd uit een mozaïek, wat ook mogelijkheden voor rudimentaire grafische illustraties). De pagina’s waren allemaal genummerd en bereikbaar via een boomstructuur. Bij de indeling van de teletekstpagina’s zette de BBC direkt de standaard voor de pagina-indeling, met pagina 101 voor de koppen van de nieuwsberichten en standaardpagina’s voor televisieprogrammagids, sport, weer en verkeer.
 
Het systeem werd uitgevonden door BBC ingenieurs. Op 14 december 1970 legde de BBC het concept van dit systeem vast in een intern memo en op 9 februari 1971 werd een patent aangevraagd op de nieuwe technologie die Teledata werd genoemd. De BBC kondigde op 23 oktober 1971 het komende televisietekstsysteem aan en gebruikte daarvoor de naam Ceefax (see facts).
 
Proefuitzendingen van de BBC vonden plaats vanaf 1974 en in 1976 startte de BBC met een officiële Ceefax-redactie. Twee redacties van de nationale commerciële zender ITV en de lokale commerciële, Londense zender LWT boden echter al vanaf 1974 als eerste televisie-organisaties televisietekstberichten aan.

In 1992 verloren de commerciële zenders hun franchise op de zender. Vanaf 1 januari 1993 nam Het consortium Teletext Ltd met o.a. Philips de televisietekstdienst over en verzorgde berichten tot 15 december 2009, toen het de dienst staakte vanwege het succes van internet. De BBC stopte haar televisietekstdienst op 31 december 2012.
 
Het Britse teletekstsysteem kreeg navolging in een reeks andere landen, waaronder Duitsland, Vlaanderen, Zweden, Denemarken, Oostenrijk, Australië en Hongkong. Frankrijk ontwikkelde een eigen systeem onder de naam Antiope (Acquisition Numérique et Télévisualisation d’Images Organisées en Pages d’Ecriture).

Al in 1976 had de Nederlandse publieke omroepwereld gekeken naar de Britse televisietekstdiensten en gekozen voor het Ceefaxsysteem, dat sinds 1974 door de BBC gebruikt werd. In januari 1978 werd in Nederland begonnen met het opzetten van een organisatie en het uitvoeren van experimenten. De latere afdeling Teletekst stond onder leiding van Wim Stokla, voormalig adjunct-hoofdredacteur van het Journaal. Op de Firato van september 1978 presenteerde de NOS de nieuwe dienst Teletekst aan het Nederlandse publiek. In het voorjaar van 1979 werden de eerste proeven uitgevoerd vanuit studio Irene te Bussum. Teletekst ging 1 april 1980 om 10.00 uur de lucht in als NOS-dienst van de gezamenlijke omroepen.

woensdag 3 april 2013

Bellen met een echte mobiele telefoon

Het is 3 april 1973. Ergens in New York loopt een man te praten tegen een apparaat, dat meer weg heeft van een baksteen, maar ‘slecht’ een kilo weegt. Hij praat met een collega en zegt: "Joel, ik bel je met een 'echte' mobiele telefoon". Een draagbare handheld telefoon.' Het was het eerste mobiele telefoongesprek dat Martin Cooper, technicus bij Motorola Laboratories voerde; in dit geval met Joel Engel, een con-cullega bij AT&T.
Het gesprekje tussen Cooper en Engel had echter meer betekenis dan alleen maar een paar historische woorden. Motorola en AT&T waren in de race om als eerste een mobiele telefoon te hebben. Maar AT&T hoopte als eerste de markt te kunnen veroveren en een monopolie te kunnen vestigen. Maar Motorola dwarsboomde dit streven.
Hoe nieuw was de mobiele telefoon? Vaste- lijntelefoons bestonden allang en autotelefoons waren vooral te zien in politiefilms. Motorola was een van de bedrijven die echter verder keek en mobiele telefoons wilden ontwikkelen, die iedereen in de hand kon houden en liefst nog in de zak kon steken.
Volgens het persbericht van 3 april 1973 dacht Motorola de mobiele telefoon in 1976 op de markt te kunnen brengen. En in hetzelfde persbericht schetste het bedrijf de gebruiksmogelijkheden: It will be possible to make telefony calls while riding in a taxi, walking down the city’s streets, sitting in a restaurant or anywhere else a radio signal can reach ... We expect there'll be heavy usage by a 'widely diverse’ group of people -businessmen, journalists, doctors, housewives, virtually anyone who needs or wants telephone communications in areas where conventional telephones are unavailable".
Het persbericht was een duidelijk commerciële boodschap. Motorola wilde de telefoon aan iedereen verkopen. Maar Cooper zag ook duidelijk economische voordelen: 'Het belangrijkste voordeel van draadloze communicatie is het verbeteren van de productiviteit en het verhogen van de welvaart, zodat mensen beter kunnen leven en beter kunnen functioneren'.
Het zou nog zo’n 10 jaar duren voordat de mobiele telefoon in de VS in zwang kwam. Groot probleem bij deze mobiele telefoon was de lengte van het batterijleven. In de jaren tachtig zag je dan ook op beurzen bezitters van een mobiele telefoon zeulen met een grote accu tas. In Nederland werd de mobiele telefoon pas populair in de jaren negentig. De levensduur van de batterijen was drastisch verbeterd en de mobiele telefoons werden toen kleiner; in feite ontstond in dat decennium de race om de kleinste en lichtste mobiele telefoon.
In de jaren negentig ontstonden ook de smartphones. Zo ontwikkelde Nokia de Communicator, beter bekend als de baksteen. Ik kan me nog herinneren dat ik in 1995 hiermee rondliep en internet uitprobeerde in Nederland en het buitenland, maar snel stopte toen ik de telefoonrekeningen zag binnenkomen. In de tweede helft van de jaren negentig lanceerde de PTT de Japanse gestripte versie van internet genaamd i-mode. Na een protocollenstrijd begon mobiel internet echt door te breken na 2000.

Tijdreizigsters van vóór 1973
Er bestaan ook twee verhalen over mobiele telefoons van vóór 1973. Zo is er een YouTube filmpje met zwart/wit beelden uit 1938, waarin een vrouw lijkt te bellen met een kleine mobiele telefoon. Op de zwart-witfilm is een groep jonge vrouwen te zien die een gebouw te verlaten. Eén van de vrouwen lacht naar de camera terwijl ze met haar hand een voorwerp vasthoudt dat verdacht veel op een draagbare telefoon lijkt. Een achterkleinzoon van de vrouw in de film claimt dat ze werkte voor een fabriek van het Dupont concern en draadloze telefoons van Dupont mochten uittesten. De telefoon ligt in een glazen kast thuis, zo claimt de man die zich Planetcheck noemt. Het lijkt een wonderlijk verhaal gezien de kleine afmetingen, terwijl Cooper’s telefoon nauwelijks in één hand gehouden kon worden.
Ook lijkt een vrouw in de stomme film The Circus (1928) van Charlie Chaplin met een modern mobieltje te bellen. Maar dat blijkt geen telefoon te zien, maar een hoorapparaat.