Gisteren was er
een klein feestje in het Museum voor Communicatie. Er was een avondbijeenkomst
georganiseerd rond de nieuwe permanente tentoonstelling Muscom needs internet. Er waren drie presentaties, die qua
onderwerp goed geprogrammeerd waren. En na de presentaties was er een drankje.
Na de inleiding
mocht ik de eerste presentatie verzorgen over 1994, het jaar waarin
consumenteninternet doorbrak. Het is het verhaal over de doorbraak van
consumenteninternet in Nederland. Vanaf 1980 konden consumenten via de
onlinedienst Viditel van de PTT informatie ophalen en een rudimentaire e-mail
service gebruiken. Tot 1 januari 1997 waren er 325.000 gebruikers die wel eens
gebruik maakten van de dienst. Toen De Digitale Stad (DDS) haar poorten openden
in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam kwamen daar
Amsterdammers op af, maar ook potentiele gebruikers uit het hele land. Het
weekblad De Groene meldde op 23 maart 1994, dat reeds 12.000 gebruikers waren
geregistreerd. En op 1 januari 1997 waren er in Nederland bij meerdere internetdiensten
(DDS, Euronet*Internet, Planet Internet en World Online) 1 miljoen gebruikers
geregistreerd. Het aantal gebruikers, dat de videotexdiensten van Viditel en
Videotex Nederland in 17 jaar wisten op te bouwen, werd in drie jaar
verdrievoudigd dan zij de verstorende technologie van internet.
Leuk was om te
merken dat één mevrouw ooit Viditel had gebruikt in de bibliotheek en niemand
van het publiek World-Onlineaandelen had gekocht (sommige aanwezigen waren er
ook nog te jong voor).
Ik had ook nog
een nawoord in mijn binnenzak, maar dat ben ik vergeten uit te spreken. Marshall McLuhan stelde in zijn boek
Understanding Media (1974): Een nieuw medium is nooit een toevoeging aan de
oude media noch laat het de oude media met rust. Het nieuwe medium houdt niet
op met het wegdrukken van oudere media, totdat het nieuwe vormen en plaatsen
heeft gevonden in het medialandschap”.
Sinds de jaren zestig is online bezig geweest met
het veroveren van strategische posities in de media. Online pioniers zoals
Lickleder en Dough Engelbart zagen een nieuwe wereld voor zich. Chriet Titulaer
presenteerde op de Nederlandse televisie zelfs een wondere wereld met
elektronische berichtendiensten, beeldtelefonie, elektronisch bestellen en
winkelen, elektronisch bankieren, elektronisch uitgeven en elektronisch
vertalen. Voornamelijk technische zaken, die in het pre-internet tijdperk reeds
rudimentair waren ontwikkeld.
Maar dank zij internet kwam er een vliegwiel
effect tot stand. Er kwam een brede gebruikersbasis en er was een grote vooruitgang in de technologie
zoals e-mail,, icu, Skype, e-shoppen,
e-bankieren, digitaal uitgeven en vertalen. Internet heeft reeds ingegrepen in
de technologie en economie, maar gaat nu nog een aantal tandjes verder en zal
nog dieper ingrijpen het dagelijks leven, de sociale gewoontes en het beïnvloeden van de levensstijl. Dames en
heren: Life needs internet en het Museum voor Communicatie ook.
Mijn (uitgebreide) presentatie is beschikbaar op Scribd.
Mijn (uitgebreide) presentatie is beschikbaar op Scribd.
Bram van
Montfoort was de tweede spreker. Hij heeft een jaar geleefd zonder internet en
heeft daar een boek over geschreven. Hij verteld over de wederwaardigheden die
hij in dat jaar heeft meegemaakt: geen internet en geen Facebook. Hij merkte
dat hij moeite kreeg om zich in te schrijven voor een HBO opleiding. Zijn
reacties op verzoeken waren niet per kerende post. En na één jaar in het
klooster van de analoge media wachtten hem duizenden mailtjes. Zijn ervaringen
deelt hij via een analoog medium, het boek Een
jaar offline.
Het werd
duidelijk dat het tempo van zijn leven veranderde en dat brieven schrijven weer
tot een kunst verheven werd. En herken ik dat brieven schrijven. Ik heb op
kostschool gezeten, maar ook tijdens mijn studie schreef ik veel brieven naar
mijn ouders, vrienden en vriendinnen, waarin ik vertelde wat ik meegemaakt had
en wat de toekomstidealen waren. Dat zie je niet meer terug in de e-mails en FB
postings.
Het project van
Bram van Montfoort duurde een jaar. Er zijn eerdere vergelijkbare projecten van
internetonthouding geweest, maar die waren korter en uiteraard in een ander
tijdsgewricht. Zo heeft Jeroen van Loon, de derde spreker, ook een twee maanden
zonder internet doorgebracht tijdens zijn studie. Hij kreeg RSI en besloot
internet links te laten liggen. In 2011 werd door de Hogeschool van Utrecht in
het kader van een onderzoek internetonthouding opgelegd aan zestien mensen een
week lang internetloos op. Ook legden ze zichzelf en hun
'ontwenningsverschijnselen' vast op camera. En, als ik het goed heb, lieten in
1996 een aantal internetfanatici in Rotterdam zich opsluiten voor een periode
(van twee weken of een maand?) en brachten verslag over de onthouding uit in
het NRC en op de radio. Natuurlijk zijn
er grote verschillen tussen internetgebruikers in 1996 en 2012. In 2012 heeft
internet al veel meer ingegrepen op het dagelijkse leven van mensen.
Over het project Life
needs internet van Jeroen van Loon heb ik als eens een posting
geschreven. Intussen heeft de internet kunstenaar een grote collectie van meer dan 300 brieven.
Deze collectie is ondergebracht in een installatie die intussen een nieuwe
vormgeving heeft gekregen en beter toegankelijk is. Zo is er nu te zoeken op
een aantal categorieën zoals geslacht, leeftijd en landen evenals categorieën
zoals vrije tijd, online/offline en pre-internet.
De vertellen over de ervaringen van mensen met internet. Ze juichen over het gemak
om contact te maken, stellen zich vragen over big brother en kinderen geven aan
dat zij maar een bepaalde tijd achter de computer mogen zitten om te
internetten. Het Museum voor Communicatie heeft nu een selectie gemaakt uit
deze collectie en stelt deze acht brieven permanent ten toon onder de titel Muscom needs internet. Ook voor het
museum is dit een waardige entree in de wereld van internet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten