zondag 5 februari 2012

In het decembernummer (2011/6) van het blad InCT, vakblad over innovatief uitgeven, is een recensie over het boek Toen digitale media nog nieuw waren verschenen. De volledige recensie, inclusief foute spellingen van de naam, is weergegeven met een reactie van de auteur.

David en Goliath en de strijd om informatie

Jak Boumans over ‘nieuwe’’ media

In de week waarin Jak Boumans’ studie Toen digitale media nog nieuw waren verscheen, kwamen ook de biografie uit van Steve Jobs door Walter Isaacs en Informatie, een opulente studie van James Gleick.

Laten we met het slechte nieuws beginnen. Boumans is in vergelijking met Isaacson en Gleick een dwerg. Natuurlijk is zijn boek niet helemaal vergelijkbaar met de twee andere boeken, een kwestie van appels en peren, zoals u begrijpt. Toch dringt zich de vergelijking op en die valt ronduit nadelig uit voor de goed geïnformeerde scribent.

Boumans is een zeer accuraat auteur, hij streeft volledigheid na en juist dat maakt zijn boek onwaarschijnlijk slaapverwekkend. Ook Isaacson en Gleick willen graag goed geïnformeerd voor de dag komen, maar hun boeken tillen de lezer naar een hoger niveau.

Bouman gaat uit van de aanname dat het internettijdperk een aanvang nam in 1997. Die aanname is erg betwistbaar, aangezien de allereerste Nederlandse internet service provider XS4ALL, al in 1993 werd opgericht. Maar voor de teneur van Boumans’ boek maakt dit weinig uit. Boumans wil vooral staven dat de zogenaamde digital natives, de jongelui van nu, ten onrechte geloven dat er helemaal niets vooraf ging aan dat tijdperk van voor 1997. U hoort Boumans al op zijn sloffen aankomen: hij beweert het tegendeel. Nederland had in 1967 al een redelijk goed geoutilleerde digitale industrie. Zeer bedreven is Bouman in het beschrijven van de geschiedenis van de ontluikende media-industrie. En daar wringt het schoentje. Bouman creëert een goed gedocumenteerde, zij het zeer zompige moerasdelta van feitjes en weetjes, aan de waarheid en betekenis waarvan geen zinnig mens durft te twijfelen. Maar het is een moedige lezer die zijn geschiedenisles meer dan 300 pagina’s volhoudt zonder in slaap te donderen.

Luc Van Peteghem
 

Reactie van de auteur

Dat is even slikken met een dergelijk recensie. De recensent strooit weliswaar met complimenten over de auteur: goed geïnformeerd, zeer accuraat streeft volledigheid na, zeer bedreven in het beschrijven van de geschiedenis van de ontluikende media-industrie, goed gedocumenteerd. Maar dan komt de klap: het boek is een zeer zompige moerasdelta van feitjes en weetjes. Dat is de mening van de recensent en daar heeft hij recht op.

Het eindoordeel van de recensent is, dat het boek onwaarschijnlijk slaapverwekkend is en hij prijst de moedige lezer die het boek uitleest zonder in slaap te vallen. Ook deze mening mag hij zijn toegedaan en uitspreken.

Maar dan moet de recensent natuurlijk wel zelf de ogen open houden. Zo begint hij het tweede gedeelte van de recensie met de volgende zin: Bouman(!) gaat uit van de aanname dat het internettijdperk een aanvang nam in 1997. Duidelijk heeft de recensent de laatste pagina van het boek niet gehaald, want deze bewering staat nergens in het boek. Het boek eindigt namelijk met een hoofdstuk over de introductie van internet in Nederland met daarin o.a. de vermelding van de oprichting van de eerste consumenten internet provider XS4ALL op 1 mei 1993. De opening van de De Digitale Stad op 17 januari 1994 wordt in het boek gezien als het echte begin van internet voor consumenten in Nederland. Het hoofdstuk verhaalt verder over de ontwikkelingen van de eerste internetproviders en contentproviders. En het hoofdstuk en het boek eindigt met de zinnen: vanaf 1 januari 1997 begon een geheel nieuwe ontwikkeling... Internet had definitief post gevat in de polder (pag. 292). Met andere woorden: Boumans gaat uit van de aanname dat het internettijdperk een aanvang nam in 1994. En in 1997 brak internet onder consumenten definitief door in Nederland.

Maar in de volgende bewering maakt de recensent het wel echt bont: Maar voor de teneur van Boumans’ boek maakt dit weinig uit. Boumans wil vooral staven dat de zogenaamde digital natives, de jongelui van nu, ten onrechte geloven dat er helemaal niets vooraf ging aan dat tijdperk van voor 1997. U hoort Boumans al op zijn sloffen aankomen: hij beweert het tegendeel. Nederland had in 1967 al een redelijk goed geoutilleerde digitale industrie. De recensent heeft duidelijk het hoofdstuk Nieuwe media in de polder niet gelezen. Daarin wordt 1967 getypeerd als het begin van de Nederlandse digitale media industrie en niet als een jaar van 'redelijk goed geoutilleerde digitale industrie'. Uitgeverij Excerpta Medica wordt gebombardeerd tot eerste digitale content producent onder inspirerende leiding van de onlangs overleden Dr Pierre Vinken (zie pag. 77).

Alles bij elkaar is het duidelijk, dat de recensent voor de geschiedenisles door het boek heeft gebladerd, maar in de les in slaap is gevallen na het lezen van de vuistdikke biografie van Steve Jobs. Of nog waarschijnlijker is het, dat de recensent gewoon gespijbeld heeft en stellingen uit zijn duim heeft gezogen.

Jammer, dat zo’n gemankeerde recensie een eigen leven op internet gaat leiden en ook in de InCT community van innovatieve uitgevers. Tenslotte is dit het eerste boek in Nederland dat handelt over de pre-historie van internet in Nederland met als subtitel: Pre-internet in de polder (1967-1997). En het boek gaat niet over machines, bits & bytes en internet service providers, maar over informatie-ontsluiting en contentproviders.

PS. Voor alle duidelijkheid, het boek is niet geschreven door het duo Harry Bouman& Jak Boumans, maar alleen door (Jak) Boumans.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten