Nee, deze blogposting gaat
niet over een bouwer aan de digitale snelweg, maar over een pionier van academisch
online literatuuronderzoek. Op 11 januari 2017 is op 86 jarige leeftijd Guus
Mathijsen overleden. Hij was vanaf begin 1970 als bibliothecaris van biomedische
informatie van de Universiteit van Utrecht betrokken bij het invoeren van
online literatuuronderzoek.
De universiteitsbibliotheek Universiteit van Utrecht was vanaf 1970 een van de lanceerbases van online literatuuronderzoek. Op de universiteitsbibliotheek werkte Mathijsen samen met onder andere Guust van Wesemael, onderbibliothecaris van de universiteitsbibliotheek en mede-grondlegger van Picarta, de online versie van het landelijke bibliotheeksysteem, de Nederlandse Centrale Catalogus. Voor zijn vakgebied oriënteerde Mathijsen zich vanaf 1969 op biomedische bestanden. In de VS was MEDLARS reeds beschikbaar in de National Library of Medicine. In Europa waren de bestanden beschikbaar via het Biomedical Documentation Centre van het Karolinska Institute in Stockholm. Nederland mocht hier ook gebruik van maken, maar eenvoudig ging het bevragen van de bestanden niet. De vragen werden opgestuurd, niet met e-mail, naar Zweden; daar werden ze op een ponsband gezet en een keer per maand als batch door MEDLARS verwerkt. In 1974 kreeg Mathijsen de bibliotheek Diergeneeskunde zover dat deze als eerste in Europa een terminalaansluiting op de computer in Zweden kreeg en de procedure voor online information retrieval vereenvoudigd kon worden.
In 1972 begon hij Excerpta Medica van Elsevier Science te gebruiken. Via een terminal, die werd gebruikt voor het Picarta project, werd contact gemaakt met het Excerpta Medica systeem in Amsterdam; tevens werd telefonisch contact gelegd met de systeemoperator in Amsterdam.
Samen met andere online retrieval pioniers zoals Charles Citroen (TNO) en Rik Molster (PUDOC) stelde hij voor om een online informatie instituut in Nederland op te richten. Maar daar is het niet van gekomen. Wel was dezelfde groep betrokken bij de oprichting in 1977 van VOGIN (Vereniging van Online Gebruikers in Nederland).
Het online zoeken in informatiebestanden werd in de jaren zeventig gedaan met het ASCII protocol en met commando’s en prompts. Toen in 1978 videotex zijn intrede begon te maken, bekeek Mathijsen, als een van de weinige online literatuuronderzoekers deze elektronische bladertechnologie in het artikel Viewdata, online retrieval en catalogusautomatisering; algemene inleiding (1979) en probeerde in te schatten in hoeverre deze technologie in de bibliotheek gebruikt kon worden.
Internet moet een feest zijn geweest voor Mathijsen, bioloog van huis uit. In 1979 deed hij de volgende observatie tijdens een congres: Het eerste netwerk is ontstaan bij een groep van organismen, waartoe het nederige zoetwaterpolypje behoort. Het was nog een zeer simpel en inefficiënt communicatiesysteem tussen zintuigcellen en spiercellen, omdat er nog geen coördinerende ganglia waren gevormd. De natuur heeft miljoenen jaren nodig gehad om dat wonder van opslag- en stuurcapaciteit voor te brengen, dat het centrale zenuwstelsel van de mens is. En wij maken nu het tijdvak mee dat extra-cerebrale geheugens worden gebouwd en communicatiesystemen worden ontworpen, die als zenuwbanen de continenten verbinden, waardoor de voorwaarden worden geschapen gebruik te maken van verzamelingen van kennis van een omvang die groter is dan ooit, die nog nauwelijks te bevroeden maatschappelijke effecten zullen hebben. (FOBID Bibliotheekcongres, 1979)
De universiteitsbibliotheek Universiteit van Utrecht was vanaf 1970 een van de lanceerbases van online literatuuronderzoek. Op de universiteitsbibliotheek werkte Mathijsen samen met onder andere Guust van Wesemael, onderbibliothecaris van de universiteitsbibliotheek en mede-grondlegger van Picarta, de online versie van het landelijke bibliotheeksysteem, de Nederlandse Centrale Catalogus. Voor zijn vakgebied oriënteerde Mathijsen zich vanaf 1969 op biomedische bestanden. In de VS was MEDLARS reeds beschikbaar in de National Library of Medicine. In Europa waren de bestanden beschikbaar via het Biomedical Documentation Centre van het Karolinska Institute in Stockholm. Nederland mocht hier ook gebruik van maken, maar eenvoudig ging het bevragen van de bestanden niet. De vragen werden opgestuurd, niet met e-mail, naar Zweden; daar werden ze op een ponsband gezet en een keer per maand als batch door MEDLARS verwerkt. In 1974 kreeg Mathijsen de bibliotheek Diergeneeskunde zover dat deze als eerste in Europa een terminalaansluiting op de computer in Zweden kreeg en de procedure voor online information retrieval vereenvoudigd kon worden.
In 1972 begon hij Excerpta Medica van Elsevier Science te gebruiken. Via een terminal, die werd gebruikt voor het Picarta project, werd contact gemaakt met het Excerpta Medica systeem in Amsterdam; tevens werd telefonisch contact gelegd met de systeemoperator in Amsterdam.
Samen met andere online retrieval pioniers zoals Charles Citroen (TNO) en Rik Molster (PUDOC) stelde hij voor om een online informatie instituut in Nederland op te richten. Maar daar is het niet van gekomen. Wel was dezelfde groep betrokken bij de oprichting in 1977 van VOGIN (Vereniging van Online Gebruikers in Nederland).
Het online zoeken in informatiebestanden werd in de jaren zeventig gedaan met het ASCII protocol en met commando’s en prompts. Toen in 1978 videotex zijn intrede begon te maken, bekeek Mathijsen, als een van de weinige online literatuuronderzoekers deze elektronische bladertechnologie in het artikel Viewdata, online retrieval en catalogusautomatisering; algemene inleiding (1979) en probeerde in te schatten in hoeverre deze technologie in de bibliotheek gebruikt kon worden.
Internet moet een feest zijn geweest voor Mathijsen, bioloog van huis uit. In 1979 deed hij de volgende observatie tijdens een congres: Het eerste netwerk is ontstaan bij een groep van organismen, waartoe het nederige zoetwaterpolypje behoort. Het was nog een zeer simpel en inefficiënt communicatiesysteem tussen zintuigcellen en spiercellen, omdat er nog geen coördinerende ganglia waren gevormd. De natuur heeft miljoenen jaren nodig gehad om dat wonder van opslag- en stuurcapaciteit voor te brengen, dat het centrale zenuwstelsel van de mens is. En wij maken nu het tijdvak mee dat extra-cerebrale geheugens worden gebouwd en communicatiesystemen worden ontworpen, die als zenuwbanen de continenten verbinden, waardoor de voorwaarden worden geschapen gebruik te maken van verzamelingen van kennis van een omvang die groter is dan ooit, die nog nauwelijks te bevroeden maatschappelijke effecten zullen hebben. (FOBID Bibliotheekcongres, 1979)
Deze posting is gebaseerd op het artikel Van bioloog tot biblio-loog, een bio-bibliografische schets van Guus Mathijsen geschreven bij zijn afscheid als bibliothecaris door Kees Klijs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten