De
wetenschappelijke activiteiten op het gebied van computer ontwikkeling en
computerbouw hebben vanaf 1956 tot commerciële activiteiten in Nederland geleid.
Na het gereedkomen van de ARMAC (1956) besloot het Mathematisch Centrum haar inspanningen op het gebied van computerbouw te staken. Er werden op basis van de ARMAC plannen gesmeed, die zouden leiden tot een commercieel bedrijf zouden leiden, gericht op de fabricage van computers. Maar hiervoor moest financiering worden gezocht. Een partner werd er gevonden in de Nillmij, de Nederlandsch-Indische Levensverzekering- en Lijfrente-Maatschappij, die het belang en de potentie van een Nederlandse computerindustrie inzag en tevens durfde te investeren in zo'n risicovolle onderneming. De president-directeur van deze verzekeringsmaatschappij, J. Engelfriet, had binnen het bedrijf al stappen tot automatisering ondernomen en was overtuigd dat in Nederland een computerindustrie moest komen. De samenwerking tussen de groep wetenschappers van het mathematisch Centrum en de verzekeringsmaatschappij leidde in1956 tot de oprichting van N.V. Electrologica, het eerste Nederlandse bedrijf, dat zich specifiek met de bouw van computers ging bezighouden.
Ondertussen was eerst het home computer en daarna de personal computer op de markt gekomen. Philips was in het home computer markt actief met de Philips P2000 en later met de MSX. Naar het voorbeeld van de IBM-PC besloot Philips in 1986 om ook PC’s te gaan bouwen, geen succes werden, ondanks campagnes met Headstart computers en gebundelde CD-ROMs, o.a. geproduceerd door het Rotterdamse bedrijf AND. In 2003 was het PC avontuur voor Philips over met de sluiting van de Apeldoornse vestiging. Het PC avontuur van Philips was niet overtuigend. Want in dezelfde tijd begon Philips een half miljard dollar te storten in het CD-interactief avontuur, dat commercieel duurde van 1991 tot 1996. Philips halfslachtigheid werd samengevat in de filosofie: je zit vóór de televisie met CD-i in de huiskamer en achter je persoonlijke computer in je slaap- of studeerkamer.
Behalve commerciële productiebedrijven, Electrologica en Philips, was er vanaf 1980 ook een bedrijf actief, dat uitsluitend PCs produceerde: Holborn (Born in Holland). De hardware van de machine was ontworpen door H.A. Polak en de terminal door Vos Industrial Designers. Van binnen is de terminal een aangepaste MicroBee. De Holborn gebruikte het besturingssysteem CP/M.
Na het gereedkomen van de ARMAC (1956) besloot het Mathematisch Centrum haar inspanningen op het gebied van computerbouw te staken. Er werden op basis van de ARMAC plannen gesmeed, die zouden leiden tot een commercieel bedrijf zouden leiden, gericht op de fabricage van computers. Maar hiervoor moest financiering worden gezocht. Een partner werd er gevonden in de Nillmij, de Nederlandsch-Indische Levensverzekering- en Lijfrente-Maatschappij, die het belang en de potentie van een Nederlandse computerindustrie inzag en tevens durfde te investeren in zo'n risicovolle onderneming. De president-directeur van deze verzekeringsmaatschappij, J. Engelfriet, had binnen het bedrijf al stappen tot automatisering ondernomen en was overtuigd dat in Nederland een computerindustrie moest komen. De samenwerking tussen de groep wetenschappers van het mathematisch Centrum en de verzekeringsmaatschappij leidde in1956 tot de oprichting van N.V. Electrologica, het eerste Nederlandse bedrijf, dat zich specifiek met de bouw van computers ging bezighouden.
Het ontwikkelingsteam
bestond aanvankelijk uit A. van
Wijngaarden, B.J. Loopstra en C.S. Scholten. Engelfriet was
niet zomaar een investeerder, maar bemoeide zich intensief met het bedrijf, met
name met de softwareafdeling, die tot 1965 in het gebouw van de Nillmij
gevestigd was.
De X1 werd in
1958 gepresenteerd en was een commercieel succes. Er werden meer dan 30
machines verkocht in binnen- en buitenland. De X1 werd dan ook gezien als één van
de beste wetenschappelijke machines van zijn tijd. Vijf jaar later werd de X8 aangekondigd.
Het was een snellere machine en was ook weer een commercieel succes. Maar toen
men variaties begon te produceren op de X8 door de machines uit te kleden.
Uiteindelijk werden de ontwikkelingskosten te hoog en kwam er concurrentie o.a.
van IBM en andere, vnl. Amerikaanse computerfabrikanten. Electrologica zocht vanaf
1965 samenwerking met Philips, die het bedrijf in 1968 overnam en het integreerde
in Philips-Electrologica. Hiermee viel het doek voor N.V. Electrologica en de
X-serie, een traditie die was begonnen bij het Mathematisch Centrum en krap 20
jaren had geduurd.
Philips
Philips was in de
jaren vijftig als elektronicabedrijf een geduchte nationale en internationale industriële
speler. Het is dan ook verwonderlijk dat Philips in de jaren vijftig niet in de
markt sprong van commerciële computerbouwers. Zoals gemeld in de eerste aflevering, bouwde Philips Natuurkundig laboratorium twee experimentele computers: de PETER (1958) en de PASCAL (Philips Akelig Snelle CALculator; 1960).
Maar commercieel zat Philips met een probleem. Het bedrijf was actief in het
maken van componenten voor IBM. En omdat dit profijtelijke handel was, wilde
Philips geen concurrent van IBM worden.
Maar vanaf 1960
zag men bij Philips ook dat er een nieuwe en grote markt open lag, die zowel
wetenschappelijk onderzoek, techniek als administratie besloeg. In dat jaar
richtte het elektronicabedrijf Philips Computer Industrie (PCI) op om zelf te
starten met de productie van computers. Na de overname van Electrologica in 1968 veranderde
Philips de naam PCI in Philips-Electrologica en kreeg een eigen fabriek in
Apeldoorn.
Terwijl de
productie van de Electrologica computers gestaakt werd, kwam Philips in 1969
met de P1000 computerfamilie en voorlopers zoals de P880 (zie foto) op de markt. Het eerste exemplaar werd verkocht
aan de PTT voor de automatisering van de Girodienst. De leveranties van enkele
honderden computers kwamen echter voornamelijk tot stand via de bestaande,
binnenlandse netwerken en niet via de gebruikelijke verkoopkanalen. In 1976
stopte de productie ervan.
Philips-Electrologica
had intussen een naamsverandering ondergaan in Philips Data Systems (PDS). Dit
bedrijf ging zich concentreren op
minicomputers en kleinere systemen. Dit leidde tot de enige twee jaren met
winst: 1984 en 1985.
Ondertussen was eerst het home computer en daarna de personal computer op de markt gekomen. Philips was in het home computer markt actief met de Philips P2000 en later met de MSX. Naar het voorbeeld van de IBM-PC besloot Philips in 1986 om ook PC’s te gaan bouwen, geen succes werden, ondanks campagnes met Headstart computers en gebundelde CD-ROMs, o.a. geproduceerd door het Rotterdamse bedrijf AND. In 2003 was het PC avontuur voor Philips over met de sluiting van de Apeldoornse vestiging. Het PC avontuur van Philips was niet overtuigend. Want in dezelfde tijd begon Philips een half miljard dollar te storten in het CD-interactief avontuur, dat commercieel duurde van 1991 tot 1996. Philips halfslachtigheid werd samengevat in de filosofie: je zit vóór de televisie met CD-i in de huiskamer en achter je persoonlijke computer in je slaap- of studeerkamer.
Behalve commerciële productiebedrijven, Electrologica en Philips, was er vanaf 1980 ook een bedrijf actief, dat uitsluitend PCs produceerde: Holborn (Born in Holland). De hardware van de machine was ontworpen door H.A. Polak en de terminal door Vos Industrial Designers. Van binnen is de terminal een aangepaste MicroBee. De Holborn gebruikte het besturingssysteem CP/M.
Het bedrijf
Holborn was slechts kort actief, van 1980 tot 1983, toen het failliet ging. Er
zijn waarschijnlijk slechts 200 apparaten verkocht, vnl. aan kleine bedrijven
voor administratieve en boekhouddoeleinden. Voor de gestylde en ergonomische machine werd destijds 30.000
gulden (ca. 14.000 euro) gevraagd. Het bedrijf moest opboksen tegen machines zoals de IBM PC, maar ook
andere, meestal goedkopere kantoormachines als Wang.
De Delftse quantumcomputer
De geschiedenis
van de Nederlandse computerbouw overziend, lijkt zich eenzelfde scenario te
gaan afspelen. De computerbouw is terug bij de universiteit, in dit geval niet
in Amsterdam, maar in Delft. Het verschil in scenario is echter dat vanaf het
begin ook de wetenschappelijke instituten en het bedrijfsleven erbij betrokken
zijn. Op deze manier kan het bedrijfsleven voordeel via spin-offs genieten.
Wel blijft de
vraag over, waarom een universiteit moet beginnen met de bouw van de quantumcomputer.
In de VS zijn er o.a. al initiatieven genomen door bedrijven als IBM en Google.
Vanwaar dan dit Nederlandse initiatief? De
bouw van quantumcomputers staat nog in de kinderschoenen en in Delft zit een
groep experts in de quantumleer en nanotechnologie, die nu via QuTech theorie
in praktijk kunnen omzetten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten