Gisteren was ik uitgenodigd om een presentatie te komen geven aan de Hogeschool Utrecht, Faculteit Communicatie en Journalistiek. De uitnodiging kwam van het lectoraat crossmedia, die regelmatig een zgn. labtalk houden voor onderzoekers, docenten en studenten. Dit was labtalk #48; ik had al eens eerder een labtalk gegeven, maar dat was vrij in het begin, in feite was het labtalk #7. Die ging toen over e-books en e-readers en dat was net voordat in Nederland het e-book een vlucht nam.
Maar nu was de aanleiding mijn boek over pre-internet. De presentatie bestond uit ruwweg vier gedeelten: (1) de pre-internet periode in Nederland; (2) de internet switch in Nederland; (3) het historisch besef en digitale media; (4) aanbevelingen. Het was een aangename, informele stemming onder de aanwezigen. Opmerkingen kwamen spontaan en er werd gediscussieerd over terminologie. Zo werden herinneringen opgehaald aan IBM’s PS2. De meeste herinneringen kwamen overigens uit het begintijdperk van internet.
Qua terminologie werd over het woord pre-internet van mening verschild. Volgens een van de deelnemers zou dit theoretisch over de periode van vóór 1969 gaan. Zelf denk ik daar anders over en heb er in mijn boek uitgebreid over geargumenteerd:
‘Al vele jaren circuleert het verhaal dat internet in 1969 werd uitgevondendoor het Amerikaanse ministerie van Defensie binnen het Pentagon-project arpanet. Het internetnetwerk zou zijn ontworpen om een nucleaire aanval te overleven. Dit verhaal ontstond voornamelijk door Robert Cringely, pseudoniem van de Amerikaanse journalist Mark Stephens, die in 1992 met het arpanetverhaal kwam in een boek met de omvangrijke titel Accidental Empires – how the boys of Silicon Valley make their millions, battle foreign competition, and still can’t get a date. Het verhaal kwam nog eens terug in een tweedelige tv-serie die naar aanleiding van dit boek is gemaakt: Triumph of the Nerds en Nerds 2.0.1: A Brief History of the internet’.
‘Pas in 1974 gebruikten Vincent Cerf en Bob Kahn voor het eerst de term internet in een document over het transmissieprotocol tcp’. Internet was voor Cerf en Kahn een generieke term voor een virtueel netwerk tussen technisch verschillende netwerken’.
‘Wat is dan de oorsprong van internet? Er dienen zich vijf mogelijkheden aan: packet switching; tcp/ip protocol; telecomactiviteiten sinds 1960; toepassingen in plaats van protocollen; activiteiten van het Xerox Palo Alto laboratoria, inclusief Ethernet’. (pags. 64-68).
Zelf vind ik dat het woord internet gebruikt kan worden als term voor de technische infrastructuur van netwerken voor 1990, maar dat de term daarna ook als een pars pro toto woord voor de periode na in de introductie van het web kan gelden. Wat mij betreft blijft de subtitel van het boek Pre-internet in de polder en niet Pre-web in de polder. Dat bekt trouwens niet lekker.
De presentatie voor de HU FCJ, lectoraat crossmedia heb ik afgesloten met een aantal aanbevelingen, wat er gedaan zou kunnen worden om historisch besef van digitale media bij te brengen. Een museum voor digitale media zou natuurlijk mooi zijn (de presentatie ligt klaar). Mar geld is natuurlijk een probleem. Bovendien zal het niet gemakkelijk zijn om behalve hardware en misschien nog een aantal softwarepakketten te vinden. Content en contentrelated artefacts zijn in ieder geval moeilijk te vinden. Zo is er van de introductie van internet in Nederland tussen 1992 en 1996 nauwelijks meer iets terug te vinden aan content en contentgelieerde artefacts, behalve dan pagina’s van de site van De Digitale Stad. Opvallend was dat een aantal deelnemers op de suggestie van een museum, beter nog experience en expertisecentrum insprong. Een paar aanwezigen waren al tegelijk in gedachte al bezig met het zoeken op hun zolder. Ik ben benieuwd wat er tevoorschijn komt. De promotiebakjes van Planet Internet?
Ik heb ’s avonds de presentatie online gezet o.a. voor de deelnemers aan de LinkedIn discussiegroep Erfgoed 2.0 over het onderwerp Deel verhalen over een mythische computer. Daar ontving ik vandaag een reactie op: @Jak: mooie en verhelderende presentatie waarin de feiten nog eens duidelijk op een rij staan. Twitter zie ik er desondanks niet in terug... maar dat is ook nauwelijks 'digitale media' te noemen. Hoewel het gebruik maakt van internet heeft het veel meer te maken met sociale interactie, human resource, talent management, PR en reputatie, etc. en is het ondanks de digitale technologie in wezen tamelijk analoog te noemen. (en nu hoop ik natuurlijk op een discussie...). Posted by Theo Meereboer De titel komt inderdaad slechts op één slide voor. Het idee voor de titel onstond naar aanleiding van de suggestie Nieuwe media wassen toch witter. Idee was om de enerzijds de vergankelijkheid van nieuwe media te laten zien en anderzijds de eschatologie van de nieuwe media: het is altijd nieuw en beter. Twitter is in mijn beleving de laatste trend (ik weet wel dat er Google+ en Pinterest bestaan; maar ik heb vorig jaar Hyves opgezegd, volgend jaar misschien Facebook of LinkedIn). Bovendien haakt de titel Twitter was nog witter mooi aan bij de reclame voor wasmiddelen, die ook als maar virtueel beter worden.
Maar nu was de aanleiding mijn boek over pre-internet. De presentatie bestond uit ruwweg vier gedeelten: (1) de pre-internet periode in Nederland; (2) de internet switch in Nederland; (3) het historisch besef en digitale media; (4) aanbevelingen. Het was een aangename, informele stemming onder de aanwezigen. Opmerkingen kwamen spontaan en er werd gediscussieerd over terminologie. Zo werden herinneringen opgehaald aan IBM’s PS2. De meeste herinneringen kwamen overigens uit het begintijdperk van internet.
Qua terminologie werd over het woord pre-internet van mening verschild. Volgens een van de deelnemers zou dit theoretisch over de periode van vóór 1969 gaan. Zelf denk ik daar anders over en heb er in mijn boek uitgebreid over geargumenteerd:
‘Al vele jaren circuleert het verhaal dat internet in 1969 werd uitgevondendoor het Amerikaanse ministerie van Defensie binnen het Pentagon-project arpanet. Het internetnetwerk zou zijn ontworpen om een nucleaire aanval te overleven. Dit verhaal ontstond voornamelijk door Robert Cringely, pseudoniem van de Amerikaanse journalist Mark Stephens, die in 1992 met het arpanetverhaal kwam in een boek met de omvangrijke titel Accidental Empires – how the boys of Silicon Valley make their millions, battle foreign competition, and still can’t get a date. Het verhaal kwam nog eens terug in een tweedelige tv-serie die naar aanleiding van dit boek is gemaakt: Triumph of the Nerds en Nerds 2.0.1: A Brief History of the internet’.
‘Pas in 1974 gebruikten Vincent Cerf en Bob Kahn voor het eerst de term internet in een document over het transmissieprotocol tcp’. Internet was voor Cerf en Kahn een generieke term voor een virtueel netwerk tussen technisch verschillende netwerken’.
‘Wat is dan de oorsprong van internet? Er dienen zich vijf mogelijkheden aan: packet switching; tcp/ip protocol; telecomactiviteiten sinds 1960; toepassingen in plaats van protocollen; activiteiten van het Xerox Palo Alto laboratoria, inclusief Ethernet’. (pags. 64-68).
Zelf vind ik dat het woord internet gebruikt kan worden als term voor de technische infrastructuur van netwerken voor 1990, maar dat de term daarna ook als een pars pro toto woord voor de periode na in de introductie van het web kan gelden. Wat mij betreft blijft de subtitel van het boek Pre-internet in de polder en niet Pre-web in de polder. Dat bekt trouwens niet lekker.
De presentatie voor de HU FCJ, lectoraat crossmedia heb ik afgesloten met een aantal aanbevelingen, wat er gedaan zou kunnen worden om historisch besef van digitale media bij te brengen. Een museum voor digitale media zou natuurlijk mooi zijn (de presentatie ligt klaar). Mar geld is natuurlijk een probleem. Bovendien zal het niet gemakkelijk zijn om behalve hardware en misschien nog een aantal softwarepakketten te vinden. Content en contentrelated artefacts zijn in ieder geval moeilijk te vinden. Zo is er van de introductie van internet in Nederland tussen 1992 en 1996 nauwelijks meer iets terug te vinden aan content en contentgelieerde artefacts, behalve dan pagina’s van de site van De Digitale Stad. Opvallend was dat een aantal deelnemers op de suggestie van een museum, beter nog experience en expertisecentrum insprong. Een paar aanwezigen waren al tegelijk in gedachte al bezig met het zoeken op hun zolder. Ik ben benieuwd wat er tevoorschijn komt. De promotiebakjes van Planet Internet?
Ik heb ’s avonds de presentatie online gezet o.a. voor de deelnemers aan de LinkedIn discussiegroep Erfgoed 2.0 over het onderwerp Deel verhalen over een mythische computer. Daar ontving ik vandaag een reactie op: @Jak: mooie en verhelderende presentatie waarin de feiten nog eens duidelijk op een rij staan. Twitter zie ik er desondanks niet in terug... maar dat is ook nauwelijks 'digitale media' te noemen. Hoewel het gebruik maakt van internet heeft het veel meer te maken met sociale interactie, human resource, talent management, PR en reputatie, etc. en is het ondanks de digitale technologie in wezen tamelijk analoog te noemen. (en nu hoop ik natuurlijk op een discussie...). Posted by Theo Meereboer De titel komt inderdaad slechts op één slide voor. Het idee voor de titel onstond naar aanleiding van de suggestie Nieuwe media wassen toch witter. Idee was om de enerzijds de vergankelijkheid van nieuwe media te laten zien en anderzijds de eschatologie van de nieuwe media: het is altijd nieuw en beter. Twitter is in mijn beleving de laatste trend (ik weet wel dat er Google+ en Pinterest bestaan; maar ik heb vorig jaar Hyves opgezegd, volgend jaar misschien Facebook of LinkedIn). Bovendien haakt de titel Twitter was nog witter mooi aan bij de reclame voor wasmiddelen, die ook als maar virtueel beter worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten