Digitale informatievoorziening is voor ons zo normaal geworden, dat we
het ons amper nog kunnen voorstellen dat die een generatie geleden nog
amper bestond. Met heel veel vallen en opstaan zijn we gekomen waar we
nu zijn, met alles wat we willen weten onder handbereik en ons drie
slagen in de rondte netwerkend. Jak Boumans heeft in een uitputtende
studie uiteengezet wat in ons land allemaal gebeurde voordat we massaal
online gingen. Die geschiedenis begint in 1945 en loopt parallel met de
ontwikkeling van de computer.
Het hoofdstuk ‘Nieuwe media in de polder’ gaat van start in 1967, als Pierre Vinken onderzoek laat doen naar de mogelijkheden van digitaal bij databeheer. Wat volgde was een aantal experimenten, waarvan enkele op werkelijk spectaculaire manier faalden. De kansen die digitalisering bood waren groot, de valkuilen dito. Net als nu uitgeverijen driftig op zoek zijn naar nieuwe verdienmodellen, zo smeten in de voorgaande decennia bedrijven – en ook de rijksoverheid - met geld, op zoek naar de digitale informatievoorzieningsgraal. Het ging daarbij om forse bedragen. In 1987 schreef VNU 23 miljoen gulden af na het floppen van onder meer een experiment in Zuid-Limburg. Andere projecten leverden meer succes op. De cd-rom heeft het jaren uitgehouden, Teletekst bestaat nog steeds en in Frankrijk ging pas onlangs de stekker uit Minitel, hun variant op projecten die in Nederland een vroegtijdig einde kregen.
Het leuke is dat Boumans alles in diverse functies van dichtbij heeft meegemaakt en dus kennis en anekdotes uit de eerste hand kan vertellen, maar hij haalt ook een column in Boekblad aan, door Willem Tel (!), waarin wordt beschreven hoe bij de introductie in 1980 van Viditel alles stoppen doorsloegen. Boumans beschikt ook nog eens over een goed bijgehouden archief, inclusief beeld, zodat de tekst verluchtigd kon worden met passende illustraties – die bij de oudere generaties ongetwijfeld een sterk gevoel van nostalgie zullen oproepen. Het interessantste aan dit boek is dat het een achtergrond schildert bij de vanzelfsprekendheid waarmee wij ons in de digitale ruimte bewegen, en de ontwikkeling van elektronische informatievoorziening in een passend historisch perspectief plaatst.
Het hoofdstuk ‘Nieuwe media in de polder’ gaat van start in 1967, als Pierre Vinken onderzoek laat doen naar de mogelijkheden van digitaal bij databeheer. Wat volgde was een aantal experimenten, waarvan enkele op werkelijk spectaculaire manier faalden. De kansen die digitalisering bood waren groot, de valkuilen dito. Net als nu uitgeverijen driftig op zoek zijn naar nieuwe verdienmodellen, zo smeten in de voorgaande decennia bedrijven – en ook de rijksoverheid - met geld, op zoek naar de digitale informatievoorzieningsgraal. Het ging daarbij om forse bedragen. In 1987 schreef VNU 23 miljoen gulden af na het floppen van onder meer een experiment in Zuid-Limburg. Andere projecten leverden meer succes op. De cd-rom heeft het jaren uitgehouden, Teletekst bestaat nog steeds en in Frankrijk ging pas onlangs de stekker uit Minitel, hun variant op projecten die in Nederland een vroegtijdig einde kregen.
Het leuke is dat Boumans alles in diverse functies van dichtbij heeft meegemaakt en dus kennis en anekdotes uit de eerste hand kan vertellen, maar hij haalt ook een column in Boekblad aan, door Willem Tel (!), waarin wordt beschreven hoe bij de introductie in 1980 van Viditel alles stoppen doorsloegen. Boumans beschikt ook nog eens over een goed bijgehouden archief, inclusief beeld, zodat de tekst verluchtigd kon worden met passende illustraties – die bij de oudere generaties ongetwijfeld een sterk gevoel van nostalgie zullen oproepen. Het interessantste aan dit boek is dat het een achtergrond schildert bij de vanzelfsprekendheid waarmee wij ons in de digitale ruimte bewegen, en de ontwikkeling van elektronische informatievoorziening in een passend historisch perspectief plaatst.
Bron: 9th July 2012 gepost door Redactie BOEKBLAD
Geen opmerkingen:
Een reactie posten